personen

Alart Duhameel

In 1478 is er voor het eerst een ver- melding van de aanwezigheid van Alart Duhameel als loodsmeester van de Sint-Jan. Over de voorgeschiedenis van deze interessante figuur, die behalve als bouwmeester vooral bekend is van door de gravures die hij vervaardigde, is echter helemaal niets bekend. Ook zijn er geen aanwijzingen voor gebouwen waar hij zich voor 1478 mee bezig heeft gehouden. Die moeten er wel zijn, want een belangrijke positie als loodsmeester van de Sint-Jan werd zeker niet verkregen zonder aantoonbare ervaring. Het is niet uitgesloten dat Duhameel zich zelf noemde naar zijn geboorteplaats Hamel, en dat zijn familienaam Hediart is geweest. De kleine plaats Hamel, uitgesproken als ‘ameel’, ligt in het noorden van Frankrijk tussen Arras en Valenciennes, vlakbij Avesnes-le-sec. Gelegen tussen de volgelopen steen- groeves die weleer de veel verhandelde kalksteen produceerden, maakt het onderdeel uit van het gebied dat vooral bekend en rijk is geworden van de winning van Avesner steen die ook veelvuldig in de Sint-Jan werd toegepast.

In 1478/1479 worden “meester Alart van Hameel meester van den werck in de kercken, item Nycolaa zyn suster ende Jan Heyns syn knaep” in- geschreven in het register van de Broederschap, maar zij hoeven geen intredegeld te betalen vanwege geleverde diensten. Hieruit is wellicht op te maken dat Duhameel al enige tijd loodsmeester was en vermoedelijk rond 1476 Cornelis de Wael had opgevolgd. Ook is er uit op te maken dat Jan Heijns nog niet was getrouwd met Alart’s zuster Nycolaa. In 1483/1484 betaalt “Margriet meester Alarts du Hameel wyff” haar intredegeld voor de Broederschap en de meester zal dus niet lang daarvoor zijn getrouwd. Het huwelijk met deze Margriet van Auweninge was geen lang leven beschoren, getuige het jaartal 1484 dat op het kleine epitaaf is vermeld dat haar overlijden herdenkt. Het is nu ingemetseld in de zuidmuur van de zuider- zijbeuk; een muur die er in dat jaar nog niet stond. Aangenomen wordt dat het grafteken eigenhandig door Duhameel is gemaakt. De voorstelling, de overleden vrouw op een doodskleed, is kunstig uitgestoken in een zachte steen, vermoedelijk Aves- ner steen. De volledige tekst in het steentje luidt: “Hier leit begraven Margriete van Auweninge Alart du Hameel meester van den werke husvrou die sterf op Alder Heilighen avont anno 1484”. Interessant is de wijze waarop de letter A is gehakt; deze komt exact overeen met de A die Duhameel gebruikte in de signaturen van zijn gravures. Duhameel hertrouwde vrij snel met ene Wilmken, “meester Alarts uxor van der loedzen” die ook snel moet zijn overleden, want haar doodschuld aan de Broederschap werd in 1486 betaald. Zijn derde echtgenote was Gosina (Goessen) Heym, dochter van de latere hoogschout Jan Heym, en in 1494 in de rekeningen van de Broederschap aangeduid als “Gosina meesters Alarts du Hamel uxor”. Deze Gosina overleefde Duhameel, want zij wordt samen met hun zoon Sebastiaan in zijn testament vernoemd.

In de periode dat Duhameel als loods- meester werkzaam was in ’s-Hertogenbosch, was hij verantwoordelijk voor de bouw van de noordelijke schipzijbeuken met de noordgevel van het schip, voor het ontwerp van de Broederschapskapel, voor de afbouw van de zuidelijke transeptgevel en voor het ontwerp en bouw van het zuidelijke portaalhal. Vast staat dat Duhameel een grote invloed heeft gehad op de architecturale vormgeving van de Sint-Jan en hier vormen heeft geïntroduceerd als de kruisende kielbogen en de elleboogkapitelen. Gedurende zijn aanstelling in ’s-Hertogenbosch vindt er een interessante wisselwerking en uiteindelijke functieverandering plaats tussen de meester en zijn leerling, zwager en uiteindelijke opvolger Jan Heyns. Verder vervaardigde Duhameel in die periode een aantal ontwerpen die door andere kunstenaars werden uitgevoerd, zoals het ontwerp voor koperen spijlen voor Aart van Tricht, het ontwerp van een monstrans voor Henrik de Borchgreve en het ontwerp voor een sacramentstoren in de Antwerpse Onze- Lieve-Vrouwekerk voor Thomas Best. Zijn betrokkenheid bij het ontwerp van de in 1492 door Aart van Tricht vervaardigde doopvont, kan niet worden aangetoond. Buiten de Sint-Jan werkte hij aan kasteel Maurick in Vught, dat in bezit was van zijn schoonfamilie Heym. Daarnaast adviseerde hij meer dan eens bij de bouw van de westtorens van de Antwerpse Onze-Lieve- Vrouwekerk.

In 1494 verliet hij, zoals het zich laat aanzien na enige conflicten, de stad en vestigde zich in Leuven, waar hij in februari 1495 werd aangesteld als stadsbouwmeester. Daar werkte hij onder andere aan het stadhuis en buiten de stad aan de abdij van Park. Ook bouwde Duhameel binnen de muren een fraai refugiehuis in late gotische stijl voor dezelfde abdij. Tevens fungeerde hij in deze periode als loodsmeester van de Sint- Pieterskerk, waar hij aan een nieuw zuidportaal en aan de westtorens werkte. Rond 1502 verhuisde Duhameel opnieuw, nu naar Antwerpen. In 1500 was hij al eens geraadpleegd over de bouw van de zuidelijke westtoren van de Onze-Lieve-Vrouwekerk aldaar.Niet te verifiëren zijn de berichten dat Duhameel zich na zijn verhuizing naar Antwerpen daadwerkelijk beroepsmatig met de torenbouw bemoeide en de bekroning zou hebben ontworpen.Wel liet hij zich, al in 1500, als Alard de Hamel inschrijven als buiten-poorter van de stad. Op 12 december 1505 liet hij in Antwerpen zijn testament opmaken en vermoedelijk is hij daar kort erop overleden. Hij werd begraven in de later afgebroken Sint-Walburgiskerk. Duhameel laat een aantal veel besproken gravures na, waarvan een deel op Jheronimus Bosch geïnspireerde voorstellingen zouden kunnen zijn. Daarnaast zijn er gravures die ontwerpen van ondermeer een gotisch baldakijn uitbeelden, en zogenaamde voorbeeldbladen met loofwerk en distels. Het gegeven dat de gravures van de voorbeeldbladen en het baldakijn lijken te zijn gebruikt bij de bouw van de Broederschapskapel, bevestigt het vermoeden dat de bekende, met “Bosche” gesigneerde gravures zijn vervaardigd in de periode dat Duhameel in ’s-Hertogenbosch verbleef.

Bron

R. Glaudemans, De Sint-Janskathedraal te ’s-Hertogenbosch. Bouwgeschiedenis en bouwsculptuur (2017).

Meer over

personen Sint-Jan

Ook interessant