Willem van Kessel
De eerste loodsmeester van de Sint-Jan waarover duidelijke bronnen voorhanden zijn, is Willem van Kessel(e) ofwel Guillaume de Kessel. Hoewel bewijzen ontbreken, ligt het voor de hand dat hij uit het dorp Kessel bij Lier, of uit het tegen Leuven gelegen gehucht Kessel-Lo afkomstig is.
In ’s-Hertogenbosch verschijnt Van Kessel in de bronnen voor het eerst in 1382 ten tonele, maar het kan niet worden uitgesloten dat hij er al langer loodsmeester was. Hij wordt meerdere malen betaald voor werkzaamheden in de nieuwe Broederschapskapel in de noordelijke koorzijbeuk. De laatste vermelding van Van Kessel in relatie met de Sint-Jan is in 1412. Mosmans wijst er op dat in 1401 “(- ) magistri Wilhelmi dicti de Kessel, lapicide” een huis bezat in de Clarastraat, vlak bij de Sint-Jan. Van Kessel werkte niet alleen in ’s-Hertogenbosch. Zonder zijn precieze werkzaamheden te kennen, weten we dat hij, aangeduid als “Willem van Kessele magister-lapicida”, in 1399 werkzaam was in Leuven waar zijn zwager Franck Samme koster was van de Sint-Pieterskerk. In 1407 ontbood het kerkbestuur van de Leidse Sint-Pieterskerk Van Kessel “om an hem te verstaen hoe men dat werc ter beste oirbaire voirtmacken soude”. De kroon op zijn carrière moet de prestigieuze positie zijn geweest als bouwmeester van de Sint-Lambertuskathedraal in Luik. Van Kessel werd daar aangesteld op 24 februari 1400 en volgde na een rommelige periode zijn in 1391 overleden schoonvader Henri Samp of Samme op. Van Kessel droeg van toen af de titel “maistres machon delle oeuvre delle église de Liege”.In september 1423 was Van Kessel in elk geval nog in functie in Luik. Op 11 maart 1425 werd Jean de Stockhem aangesteld als nieuwe bouwmeester van de Sint-Lambertuskathedraal, omdat Willem was overleden. We mogen aannemen dat hij ook tot zijn dood in 1424-1425 loodsmeester van de Sint-Jan bleef. Naar huidige inzichten was Van Kessel als Bossche loodsmeester verantwoordelijk voor de afbouw van de straalkapellen, afbouw, inrichting en uit- breiding van de Broederschapskapel, de bouw van de kooromgang en het hoogkoor, de cascobouw van het noordtransept en de afbouw van het hoogkoor met een deel van de viering. Wie de opvolger van Van Kessel in ’s-Hertogenbosch was, is onduidelijk; mogelijk is dat Willem van Boelre, de latere bouwmeester van de Utrechtse Dom.
Voorgeschiedenis
Over de voorgeschiedenis van Van Kessel, of wat hij vóór 1382 bouwde, is niets bekend. Het is aannemelijk dat hij voordat hij een belangrijke positie als loodmeester van de Sint-Jan verwierf, al aanzienlijke ervaring bezat. Roggen en Withof suggereren zonder bewijzen dat Van Kessel zijn opleiding zal hebben genoten bij Jan van Osy in Mechelen. Het ligt echter meer voor de hand dat hij in de leer was bij zijn schoonvader Henri Samp, in Leuven of in Luik. Henri(c) Samp, ook aangeduid als Samme, Tsamme, Tsam of Zammen, was oorspronkelijk afkomstig uit de buurt van Nijvel en was vanaf 1358 werkzaam in Leuven. Daar had hij ondermeer als stadsbouwmeester de leiding over de bouw van de nieuwe stadsmuren en -poorten, maar hij vervaardigde ook beeldhouwwerk voor de Sint-Pieterskerk. In 1364 werd hij in Leuven als “magister-lapicida” aangemerkt. In 1368 werd hij benoemd tot fabrieksmeester van de Sint-Lambertuskathedraal in Luik, welke belangrijke positie hij bekleedde tot zijn overlijden in 1391. Zijn graf droeg een grafschrift waarin hij onder meer: “(-) Henricus Samps de Lovanio, magister quondam operis fabrice leodiensis ecclesie (-)”wordt genoemd.
Wie is de ontwerper van de Sint-Jan?
Willem van Kessel komt niet langer in aanmerking voor het ‘auteurschap’ van de huidige Sint-Jan, omdat met bouw al omstreeks 1350 begonnen was. Wie kan dan zijn voorganger zijn geweest en is de ontwerper? De geschreven bronnen zijn uiterst schaars en er komt in de rekeningen van de Broederschap slechts één mogelijke voorganger van Van Kessel naar voren, een zekere “meester Henric”. De indirecte verwijzing naar deze meester, zonder verdere naamsaanduiding, is opgesloten in een rekening uit 1374 voor een betaling aan Erken, de “cnape van meester Henric”, die zoals uit andere pos- ten blijkt een steenhouwer is. Het is niet ondenkbaar, maar vooralsnog niet te be- wijzen, dat hiermee Henri Samp werd bedoeld. Samp zal ook niet zonder enige ervaring in het bouwen van grote kerken in Luik zijn aangesteld en kan deze positie, net als Willem van Kessel later, tijdelijk met die aan de Sint-Jan hebben gecombineerd. Rond 1380 zou hij de aanstelling dan aan zijn schoonzoon kunnen hebben overgedragen. Al zou deze aanname klop- pen en Samme werkte enige tijd in ’s-Hertogenbosch, dan is het nog niet gezegd dat Samme omstreeks 1360 ook de ‘ontwerper’ van de nieuwe kerk is.
Bron
R. Glaudemans, De Sint-Janskathedraal te ’s-Hertogenbosch. Bouwgeschiedenis en bouwsculptuur (2017).