vervolging

Sinti en Roma

Deze webpagina staat symbool voor deze vergeten groep slachtoffers die vanuit ’s-Hertogenbosch zijn afgevoerd. In ’s-Hertogenbosch was een van de grootste verzamelkampen van Nederland. Op 16 mei 1944 zijn vanuit het woonwagenkamp de Sieb 51 personen afgevoerd naar Westerbork. Van hen overleefden 13 mensen het niet. Zij zijn vermoord in verschillende concentratiekampen in Europa. Bij een aantal Sinti en Roma is het nog steeds gebruikelijk overledenen met rust te laten: hun namen worden niet meer genoemd. Op deze manier krijgt de overledene de rust waar hij of zij na de dood recht op heeft. Uit respect hiervoor worden voor deze slachtoffers geen afzonderlijke pagina’s met korte biografische gegevens gepubliceerd, zoals voor andere oorlogsslachtoffers gedaan is op deze website. Ook tonen we geen portretfoto’s van overleden. In plaats daarvan komt deze pagina met beknopte achtergrondinformatie over de geschiedenis van deze groep mensen. Zo willen we deze groep slachtoffers met wederzijds respect voor elkaars gewoonten herdenken opdat ze niet vergeten worden.


Het woonwagenkamp aan de Vaaltweg, 10 juli 1939. Bekijk op Beeldbank Erfgoed 's-Hertogenbosch.

Vanuit verzamelkampen via Westerbork naar Auschwitz-Birkenau

In 1943 kondigde de Duitse bezetter in Nederland de maatregel af dat alle woonwagenbewoners in verzamelkampen ondergebracht moesten worden. Eerst wilden de autoriteiten de ‘zwervende bewoners’, net zoals de Joden, uit de strategisch belangrijke kustgebieden verwijderen in het kader van de verdedigingslinie (‘Atlantic Wall’).Met ingang van 10 juni 1943 mochten woonwagenbewoners niet meer door de kustgebieden trekken. Daarna kwamen er lijsten van gemeenten met woonwagenkampen die geschikt waren voor grote aantallen woonwagens. Op 1 juli 1943 wordt het trekverbod van kracht. De rondreizende groepen mensen moeten met hun woonwagens blijven staan in de verzamelkampen waar ze op dat moment verbleven. Er werd geen duidelijk onderscheid gemaakt tussen woonwagenbewoners en zigeuners. Op 14 mei 1944 stuurt de Duitse bezetter een telegram aan alle grote Nederlandse politiekorpsen  met de opdracht ‘alle in Nederland verblijvende personen die de kenmerken van zigeuners bezitten’ naar kamp Westerbork over te brengen. Op 16 mei 1944 zijn in de vroege ochtend overal in Nederland razzia’s, waarbij in totaal 578 mensen worden opgepakt, uit hun wagens maar ook uit hun huizen, en onder politiebegeleiding naar doorgangskamp Westerbork worden vervoerd.

Ook in ’s-Hertogenbosch gaat de Nederlandse politie aan het werk: 51 zigeuners worden opgepakt op het woonwagenkamp bij ‘de Sieb’. Ze worden met achterlating van hun wagens lopend naar het station geleid. De trein staat daar al klaar en de Bossche zigeuners worden toegevoegd aan de zigeuners afkomstig uit het kamp in Eindhoven.

De "Boulevard des Miseres" in Westerbork (bron: Herinneringscentrum Westerbork)

In Westerbork werden alle zigeuners geregistreerd, in de strafbarak ondergebracht en kaalgeschoren. Kampcommandant Gemmeke greep vervolgens in. Naar zijn mening had in sommige plaatsen (met name in Utrecht en Zutphen) de Nederlandse politie de term ‘zigeuner’ erg ruim geïnterpreteerd. 200 personen werden uiteindelijk niet als ‘zigeuner’ maar als Nederlandse woonwagenbewoners (ook wel a-socialen genoemd) bestempeld. Daarnaast hadden ruim 50 Roma en Sinti een paspoort van een neutraal of geallieerd land. Deze mensen mochten Westerbork op 20 mei 1944 verlaten, soms na ingrijpen van de consulaire vertegenwoordigers van de desbetreffende landen. Onder hen waren 29 van de 51 Sinti en Roma die vanuit ‘s-Hertogenbosch waren afgevoerd naar Westerbork. Zij hadden paspoorten uit Italië en Amerika (Guatamala). De overgebleven Roma en Sinti, inclusief een aantal aangetrouwde woonwagenbewoners, werden in het strafgedeelte van Kamp Westerbork bewaakt door de Joodse Ordedienst van het kamp. Op vrijdag 19 mei 1944 werden ze naar Auschwitz-Birkenau gedeporteerd. Het ging om een transport van in totaal18 wagons. Vijf wagons waren voor de (naar schatting 245) zigeuners, waarvan ongeveer 123 kinderen. Deze wagons waren met een ‘Z’ gemarkeerd. De andere wagons waren voor Joodse gedeporteerden en hadden een jodenster op de wagons.

In Auschwitz-Birkenau

Op zondag 21 mei 1944 komt het Zigeunertransport aan in Auschwitz-Birkenau. De Sinti en Roma werden ondergebracht in een speciaal ‘Zigeunerlager’. Dit was een deel van Birkenau waar in die periode ruim 22.000 Roma en Sinti uit heel Europa gevangen zaten. De 122 mannen en jongens en 123 vrouwen en meisjes kregen een Z met een Häftlingsnummer. De omstandigheden in dit gedeelte van Auschwitz-Birkenau waren erbarmelijk: er was een tekort aan alles. Veel Roma en Sinti stierven door de slechte omstandigheden, vergassing en door mishandeling.


Het 'Zigeunerlager' in Auschwitz-Birkenau aangegeven in geel (bron: RAF/Wikimedia Commons)

Eind juli 1944 beginnen de Duitsers met de ontruiming van het ‘Zigeunerlager’. De Sinti en Roma die nog konden werken gingen naar andere kampen: de mannen gingen in eerste instantie naar Buchenwald; de vrouwen naar Ravensbrück. De achterblijvers -naar schatting 3 tot 4.000- werden vermoord in de nacht van 2 op 3 augustus 1944.


Pagina uit 'Book of Gypsies' waarin alle Sinti en Roma werden geregistreerd (bron: Museum and Memorial Auschwitz-Birkenau)

Van de 245 vanuit Nederland afgevoerde Roma en Sinti overleefden er vermoedelijk 32 de oorlog. Zij die erin geslaagd waren te ontkomen aan deportatie -door reizen of onderduik- probeerden wanhopig het lot van vermiste geliefden te achterhalen. In sommige gevallen duurde het meer dan 20 jaar voordat het slechte nieuws definitief bevestigd kon worden dat geliefden in kampen waren vermoord.

Voor meer achtergrondinformatie: raadpleeg de website van Herinneringscentrum Kamp Westerbork met daarop portretten en blogs ter zake verzorgd door het Niod.

De Bossche slachtoffers

Op de Bossche Erelijst zoals deze in 2017 in concept is gepresenteerd staan de 13 namen van slachtoffers die vanuit het woonwagenkamp in ’s-Hertogenbosch naar Westerbork zijn afgevoerd en vandaar uit naar andere kampen zijn gebracht en vermoord. Deze groep heeft in de archieven van de gemeente ’s-Hertogenbosch maar weinig sporen achtergelaten, namenlijsten van 19 mei en 21 mei 1944 over het transport naar en van Westerbork, lijsten van woonwagens die in beslag zijn genomen op 19 mei (waarvan een enkele  later aan rechtmatige eigenaren werd teruggegeven), begeleidende briefjes dat de ontruiming ‘rustig is verlopen’ en aantekeningen in de zogenaamde ‘dag- en nachtrapporten’ van de gemeentepolitie.

Het merendeel van de uiteindelijk uit Nederland gedeporteerde zigeuners stond hier pas vanaf 1928 als zodanig te boek. De familienamen kwamen in de jaren 30 geregistreerd te staan in de zogeheten ‘Zigeunercentrale’, naar het voorbeeld van Duitsland en Oostenrijk. Zonder de administratieve ijver van de Nederlandse overheid zouden ze waarschijnlijk als ‘woonwagenbewoners’ bekend hebben gestaan. Hun geschiedenis zou dan heel anders zijn geweest.

Beknopte geschiedenis Sinti en Roma in Brabant

Als sinds de vijftiende eeuw trokken door Brabant groepen zogenaamde ‘Egyptenaren’ of ‘Heijdens’ rond: exotische mensen die in groepen van vooral familiebanden rondtrokken. Spanningen met de plaatselijke bevolking en autoriteiten waren er in het begin niet.  Documenten van steden en kloosters laten zien dat zij in het begin welkom werden geheten als pelgrims uit Klein-Egypte, toenmalig Turkije. Latere spanningen zijn voor een deel te verklaren door wederzijds onbegrip en verschillen in levenswijze en mentaliteit. De term ‘zigeuner’ -vermoedelijk van het Duitse ‘ziehende Gauner’, vagebond – komt sinds het begin van de 19e eeuw ook in Nederland voor. Bij ’s-Hertogenbosch stond – in het voorjaar van 1879, zo tonen diverse media - een groot tentenkamp omheind met een houten schutting. Bossche inwoners kwamen naar dit ‘zigeunerkamp’ om zich daar te laten amuseren met muziek en volksdans.


Deel van een artikel in de PNHC van 1 mei 1879 over het zigeunerkamp bij 's-Hertogenbosch

Overtredingen gepleegd door een kleine groep werden ‘breed’ uitgemeten in de krant en gebruikt voor bevestiging van het bestaande, negatieve beeld. Dit mechanisme komt niet alleen voor bij ‘zigeuners’ maar bij meer minderheidsgroepen. Het is bovendien iets wat niet alleen in de kranten gebeurde, maar ook bij de overheid.

In het begin van de twintigste eeuw kwamen er meer en meer groepen de Nederlandse grenzen over vanuit Duitsland en Hongarije. Ze verplaatsen zich niet alleen in tenten maar hadden ook tijdelijke verblijfplaatsen in volkslogementen en woonhuizen. Wagens kregen steeds meer het uiterlijk van de bekende woonwagen. In de jaren dertig van de twintigste eeuw negeerde de Administrateur voor de Grensbewaking van de Vreemdelingendienst berichten van plaatselijke autoriteiten dat er geen overlast was door ‘zigeuners’. Deze Administrateur wilde kost wat kost ‘zigeuners’ de grens over zetten en bleef orders met een negatieve teneur schrijven. De plaatselijke overheid legde deze aanvankelijk vaak naast zich neer. De marechaussee aan de grenzen stak in die jaren echter veel energie in het tegenhouden van ‘invasies’ bij de grens vanuit België. De kranten deden daarbij met sensationele krantenkoppen hun duit in het zakje. Deze inzet van Justitie had een extra effect dat in de Tweede Wereldoorlog doorslaggevend zou worden.


Overzicht van woonwagenkamp in Heerlen. (bron: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)

Sinds 1918 probeerde de overheid met de Woonwagenwet de ‘wildgroei’ te beteugelen en tegelijk deze trekkende bevolking onder controle te krijgen. Was de wagen voor bewoning goedgekeurd en stond de hoofdbewoner ingeschreven bij de gemeente dan werd een kenteken verstrekt. Dit kenteken moest met witte letters op de linker- en rechterkant van de wagen worden geschilderd. Het bestond uit een letter van de provincie en een volgnummer. Net zoals de kentekenregistratie voor auto’s uit die tijd. Hier en daar, al voor de Tweede Wereldoorlog, is op foto’s te zien dat onder de meer succesvolle handelaren en muzikanten, de auto zijn intrede deed ter vergroting van de mobiliteit en het werkgebied.

Onder andere door deze geschiedenis van opjagen, verjagen en vervolging is het vertrouwen van de Sinti en Roma in de buitenwereld (ook wel de ‘burgermaatschappij’ genoemd) steeds minder geworden. Ze hebben zich steeds meer teruggetrokken in de eigen gemeenschap.

Er bestaat ten onrechte het stereotype beeld van een groep mensen van exotische afkomst die weigert te integreren of die een gesloten eenheid vormt. Ook binnen de groepen Sinti en Roma, die door buitenstaanders ‘zigeuners’ worden genoemd, bestaan veel verschillen. Door tijdsomstandigheden worden soms diverse groepen en individuen als ‘zigeuners’ benoemd en daarna apart behandeld. Hierdoor ontstaat er vanzelf afstand tussen hen en de rest van de samenleving. Discriminatie en vervolging versterken dan de gevoelens van ‘anders’ zijn.

De vergeten groep slachtoffers

Niet voor niets zien Sinti en Roma zichzelf als een vergeten groep slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog. De Tweede Wereldoorlog is voor de ‘zigeuners’ traumatisch geweest. Het leed dat hen is aangedaan is pas laat erkend. De deportatie zelf en het gebrek aan erkenning hebben veel wantrouwen veroorzaakt. Ook verdiepte het de kloof tussen de Sinti en Roma en de rest van de samenleving voor lange tijd. Het was weliswaar de Duitse bezetter die de opdracht voor de razzia had gegeven, maar het waren Nederlandse agenten die de zigeuners oppakten en naar Westerbork overbrachten. Ook de bureaucratie na de oorlog hielp niet mee aan een goede relatie met de overheid.Tijdens de besprekingen vanaf 2017 voor het samenstellen van een Erelijst bleek eens te meer dat het een vergeten groep slachtoffers is. Op de slachtofferlijsten die gepubliceerd zijn in het boek ’Wegens Bijzondere Omstandigheden ’s-Hertogenbosch tijdens de Tweede Wereldoorlog’ (2008) staan geen namen van gedeporteerde en vermoorde zigeuners. Deze lacune is nu ingevuld.

Deze pagina kwam tot stand met medewerking van mevrouw Beike Steinbach, de heer Zoni Weisz en de heer Peter Jorna.