Een opmerkelijk huwelijk in Bokhoven
Bij het indexeren van trouwboeken komen er regelmatig interessante zaken naar boven. Vrijwilligster Cora Braak vond in 2018 een wel heel opmerkelijke huwelijksakte uit Bokhoven.
Bokhoven vanaf de Maas, met centraal de kerk van Sint-Antonius Abt. Illustratie door Josua de Grave, circa 1676
Een uitgebreide huwelijksakte
Op 15 maart 1778 werd in Bokhoven een huwelijk gesloten tussen Arnoldus Theodorus Waterschoot, geboren in Glimbach, Noordrijn-Westfalen, en Henrica van Herpen, inwoonster van 's-Hertogenbosch. Meestal stonden in een trouwakte alleen de namen van bruid, bruidegom en getuigen, maar hier stond veel meer beschreven. De akte is door de pastoor opgetekend in het Latijn. De vertaling is als volgt:
15 Maart. Arnoldus Theodorus Waterschoot, weduwnaar en Henrica van Herpen weduwe van Zephyrini Roelen, vorige echtgenoot, en drie keer aangekondigd (met dispensatie wegens beperkte tijd) getrouwd voor mij, J:W: Hockx, pastoor, en getuigen Gerardo van Kasteren en Maria Adelaide Volck. NB: De bruid is afkomstig uit 's-Hertogenbosch waar zij sinds twee jaar haar vaste verblijfplaats heeft. De bruidegom is geboren en gedoopt in Glimbach, Duitsland, in het hertogdom Julich bij Boslar in het bisdom Keulen, en heeft een lange tijd geen vaste woonplaats gehad en is vorig jaar ziek teruggekomen uit Suriname waar hij 8 maanden diende in het Hollandse leger onder de gerenommeerde Heer Fourgeoud, commandant van bovengenoemd leger. Geautoriseerd door de eerwaarde plaatsvervanger van den Bosch. Arnoldi verklaart door ziekte geen vaste verblijfplaats te hebben en woont bij Henrica van Herpen met wie hij nu trouwt.
De huwelijksakte is door de pastoor opgetekend in het Latijn.
De pastoor vond het blijkbaar van belang te vermelden dat Arnoldus Theodorus Waterschoot niet zomaar een bruidegom was. De tekst maakt nieuwsgierig, want wie was "de gerenommeerde Heer Fourgeoud"? En hoe kan het zijn dat iemand met een Brabantse naam in Noordrijn-Westfalen wordt geboren en in Suriname terechtkomt?
De naam Waterschoot
Er bestaat een stamboom van de familie Waterschoot, met daarin 1747 vermeldingen van de naam Waterschoot. De eerste vermeldingen dateren uit 1381 in Bazel bij Antwerpen. De meeste familieleden bleven in deze streek, maar vanaf 1700 verspreidden sommigen zich over andere delen van Brabant. Een tak van de familie Waterschoot kwam in Hoogeloon terecht.
Arnoldus Theodorus Waterschoot werd geboren en gedoopt in Glimbach, Noordrijn-Westfalen. In die regio woonden veel handelaren of rondreizende ambachtslieden. Deze kwamen met hun handelswaar op de rug naar Nederland. Binnen Staats-Brabant kwamen deze zogenaamde Teuten ook voor in dorpen aan de zuidgrens tussen Reusel en Budel, met een zeer sterke concentratie in Lommel en Luyksgestel. De meeste Teuten waren katholiek. Er bestond dus een handelsroute tussen de Kempen en Noordrijn-Westfalen. Het is mogelijk dat er een link bestaat tussen de diverse families Waterschoot in Hoogeloon en Glimbach.
Reis naar Suriname
In het trouwboek van Bokhoven lezen we dat Arnoldus Theodorus Waterschoot in 1777 in 's-Hertogenbosch ziek was teruggekeerd uit Suriname. Daar had hij gediend in het Hollandse [Staatse, red.] leger onder leiding van de Zwitserse kolonel Louis Henri Fourgeoud (1708-1779). Deze kolonel Fourgeoud was een bekende naam in de geschiedenis van Suriname. Zijn regiment mariniers werd ingezet om te strijden tegen slavenopstanden in verschillende delen van Hollands Guyana, het huidige Suriname. Dit gebeurde in opdracht van stadhouder Willem V.
In dit regiment mariniers bevond zich ook een Schots-Nederlandse luitenant, John Gabriel Stedman (1744-1797). Hij had zich aangemeld bij het Staatse leger onder leiding van Fourgeoud om in 1773 mee te gaan naar Suriname. Stedman hield tijdens deze reis een uitgebreid dagboek bij, wat in 1796 is uitgegeven onder de naam: "Narrative of a five years’ expedition against the revolted Negroes of Surinam". Dit boek is een aantal jaren later ook in het Nederlands vertaald.
Het regiment waarmee Stedman en Waterschoot op 25 december 1772 vanuit Texel naar Suriname vertrokken, bestond voor een groot gedeelte uit soldaten van diverse komaf. Meestal waren het gelukszoekers die gehoord hadden dat er geld te verdienen viel in Suriname. Onder deze soldaten bevonden zich ook veel Duitsers, die zich vanwege de slechte economische toestand in Duitsland als vrijwilliger aansloten bij het Staatse leger. Mogelijk bevond Waterschoot zich onder deze vrijwilligers.
Gezicht op de stad Paramaribo, Frederik Jägerschiöld, 1772. (Collectie: Rijksmuseum)
John Stedman
Aan het einde van zijn verslag beschrijft John Gabriel Stedman hoe zijn regiment onder leiding van luitenant-kolonel J.S.B. des Borgnes op zes kleine vaartuigen via Zaandam, Haarlem en Gouda naar 's-Hertogenbosch werd overgebracht. Het regiment was toen behoorlijk uitgedund. Bij vertrek naar Suriname bestond het regiment uit 1200 man, op het moment van terugkomst waren er nog 100 over. Dit was het gevolg van alle ontberingen die de mannen hebben moeten doorstaan in de binnenlanden van Suriname. Stedman omschreef dit als: ‘De uitslag van de gelukkigste krijgsondernemingen in een brandend heet land, welk met moerassen en bosschen doorsneden is.’
Het viel Stedman op dat de mensen die hij terug in Nederland op weg naar 's-Hertogenbosch tegenkwam, zo verschilden van de indianen en negers in Suriname: ‘De menigte die ons aanstaardde bestond uit een samenraapsel van lelijke, in oude vodden geklede mensen (…). Ze hadden geen tanden in hun mond, hun ogen leken op die van een varken en hun huid had de kleur van linnen. (…) Dit in schril contrast met het uiterlijk van degene die hij achtergelaten had in Suriname: mensen met ogen vol vuur, tanden zo wit als ivoor en een schone glinsterende huid (…).’
De indruk die zijn eigen regiment maakte, was echter niet veel beter: ‘We waren niet meer dan wandelende geraamten met door ellende en vermoeienissen uitgeputte lijven. Onze zonverbrande huid had het meest weg van een stuk perkament. We hadden zo lang in de bossen geleefd dat we het voorkomen van wilde mensen hadden gekregen.’
Marinier uit het regiment van kolonel Fourgeoud. (Uit: The Narrative of a Five Years Expedition against the Revolted Negroes of Surinam, 1796).
John Gabriel Stedman na de inname van het dorp Gado Saby in Suriname. (Illustratie: Francesco Bartolozzi, 1791; ingekleurd door Jan Arkesteijn).
Aankomst in 's-Hertogenbosch
Ook Arnoldus Waterschoot was er slecht aan toe, aangezien hij ziek terugkeerde uit Suriname. Bij aankomst in 's-Hertogenbosch op 9 juni 1777 ontving hij zijn achterstallige soldij. In het reisverslag van Stedman staat vermeld dat sommige soldaten dertig tot veertig pond ontvingen, voor die tijd een aanzienlijk bedrag. Hier werd volgens de schrijver niet altijd verstandig mee omgegaan: ‘Een enkeling huurde in 's-Hertogenbosch drie koetsen om hem over de lengte van één straat te vervoeren. Hij zette een aantal dronken violisten in de eerste koets, in de tweede zijn bagage en in de laatste nam hij zelf plaats met een aantal dames van lichte zeden.’
Huwelijk
In de maanden na de ontscheping ontmoette Arnoldus zijn toekomstige vrouw. Volgens de informatie in de huwelijksakte had hij geen vaste verblijfplaats toen het huwelijk werd gesloten. Hij woonde in bij de weduwe Henrica van Herpen. In de blokboeken van 's-Hertogenbosch komt in de periode 1742-1785 een weduwe Van Herpen voor op verschillende adressen in de stad. Deze weduwe was onder andere eigenaresse van een kantwinkel.
In de huwelijksakte wordt gesproken over ‘beperkte tijd’. Er was dus een zekere tijdsdruk om het huwelijk te sluiten. Dit kan te maken hebben met de gezondheidsproblemen van de bruidegom. Onderzoek in archieven heeft verder geen informatie opgeleverd over nazaten van deze Arnoldus en Henrica. Het is goed mogelijk dat die er nooit zijn gekomen en dat Arnoldus uiteindelijk is bezweken aan de gevolgen van zijn reis. Maar gegevens over het overlijden van hem, of van zijn vrouw, zijn (nog) niet gevonden.
Zo gebeurde dat iemand met een Brabantse naam, geboren in Noordrijn-Westfalen uiteindelijk in Bokhoven trouwde met een Bossche. Het is fascinerend hoeveel informatie er gehaald kan worden uit een trouwakte, opgetekend door een ijverige pastoor in Brabant.
Dit artikel verscheen eerder in Bossche Kringen (Nummer 2, 2018) 52-55.