De muiterij van het garnizoen: Patriotten tegenover Oranjegezinden
1787 | Tijd van pruiken en revoluties
In 1787 stonden in ’s-Hertogenbosch twee groepen tegenover elkaar: de patriotten en de Oranjegezinden. De patriotten wilden de stadhouder Willem V weg hebben en meer invloed voor burgers. De Oranjegezinden wilden juist dat het bleef zoals het was. In 1787 trokken Oranjegezinde militairen én Bosschenaren al plunderend door ’s-Hertogenbosch.
Patriotten en Oranjegezinden
In de loop van de achttiende eeuw ging het minder goed met de Republiek der Verenigde Nederlanden. Slechts een kleine groep burgers had rijkdom en macht, andere burgers werden juist steeds armer. Daarbij voerde de Republiek verschillende dure oorlogen met Frankrijk en Engeland, maar dat leverde alleen verlies op.
Plunderende soldaten worden beschoten. Afbeelding: Erfgoed ‘s-Hertogenbosch, R. Vinkeles en J. Buys.
Portret van prins Willem V. Afbeelding: Erfgoed ‘s-Hertogenbosch, Bolomeij, B.S.
Een groep burgers wilde hier verandering in brengen. Zij werden ‘patriotten’ genoemd. Deze patriotten gaven stadhouder Willem V, prins van Oranje, de schuld dat het zo slecht ging. Daarbij wilden ze dat gewone burgers meer invloed op het bestuur zouden krijgen. Deze behoefte aan meer democratie en zeggenschap zag je in meer landen terug. Het streven naar revolutie en onafhankelijkheid in Frankrijk en de Verenigde Staten was voor de patriotten een voorbeeld. Een andere groep burgers bleef juist achter de stadhouder staan. Zij werden ‘Oranjegezinden’ genoemd.
Een voorbeeld van een draagteken waaraan je een patriot kon herkennen. Afbeelding: Rijksmuseum.
’s-Hertogenbosch garnizoensstad
Na 1740 raakte de Republiek in oorlog met Frankrijk en Pruisen. De militaire verdediging van het land werd verbeterd. Dat gebeurde ook in ’s-Hertogenbosch, want de stad was als vesting onderdeel van de Zuiderwaterlinie. Op de plaats van de vroegere stadsmuur lagen wallen, en daarbuiten waren nog allerlei versterkingen. Deze vestingwerken maakten de stad in een oorlog heel moeilijk te veroveren. Het garnizoen – de groep soldaten die in de stad gevestigd was - werd uitgebreid tot drieduizend man. Om die goed onder te kunnen brengen werden vier kazernes gebouwd.
Want ze waren met veel: één op de vijf inwoners van de stad hoorde bij het leger. De meeste van deze soldaten waren huurlingen uit het buitenland. Ze verbleven vaak maar tijdelijk in de stad en werden later weer vervangen door een nieuw bataljon. De Bossche bevolking had gemengde gevoelens bij de komst van al die soldaten. Enerzijds viel er geld aan hen te verdienen als klanten van winkels, herbergen en bordelen. Anderzijds werden ze door de overwegend katholieke Bosschenaren gezien als een protestantse bezettingsmacht. Bovendien vertegenwoordigden de soldaten de stadhouder en ze waren dus Oranjegezind.
Militairen op de markt van 's-Hertogenbosch in 1734. Afbeelding: Het Noordbrabants Museum.
Veel burgers in ’s-Hertogenbosch waren juist patriot en de patriotten gingen zich steeds beter organiseren. Zo kwamen soldaten en burgers tegenover elkaar te staan. Dat leidde na 1780 regelmatig tot relletjes. Bosschenaren gooiden met stenen, de soldaten sloegen ruiten in. Om de rust zo veel mogelijk te bewaren kregen de soldaten het bevel om in de kazerne te blijven.
Muiterij
In november 1787 kwam het tot een uitbarsting. Er was net een nieuw bataljon in de stad aangekomen. Zij pikten het getreiter van de burgers niet en wilden niet in hun kazerne blijven zitten. Ze kwamen in opstand, wat ook wel muiten wordt genoemd. Op de avond van 8 november trokken de soldaten de kazerne uit, liepen gewapend de straten door en vielen vele huizen binnen. Eerst plunderden ze de huizen van bekende patriotten. Daarna volgden die van willekeurige Bosschenaren. Ook de volgende avond werden er weer huizen binnengevallen. Een groep Oranjegezinde Bosschenaren sloot zich bij de soldaten aan. In totaal werden bijna negenhonderd huizen geplunderd.
De Bossche markt getekend door Zwitserse soldaat August von Bonstetten. Afbeelding: Erfgoed ‘s-Hertogenbosch, Jac. Biemans.
Het opstandige garnizoen werd snel vervangen door andere militairen. De rust keerde voorlopig terug. Het stadsbestuur riep op om alle gestolen voorwerpen weer in te leveren. Er werden lijsten gemaakt en iedereen kon komen kijken of zijn eigendommen erbij waren. De plunderaars werden gestraft; enkelen van hen kregen zelfs de doodstraf.
Toch bleef de prins van Oranje aan de macht in de Nederlanden. Tot oktober 1794, toen nam het Franse leger met hulp van Nederlandse revolutionairen ’s-Hertogenbosch in en volgde de rest van het land. De patriotten, die zich nu Bataven noemden, kregen het voor het zeggen.