gebeurtenissen

Geschiedenis van de Bossche paardentram

Bij de aanleg van tramwegen in Noord-Brabant liep ’s-Hertogenbosch voorop. De tram was een nieuw fenomeen in het ’s-Hertogenbosch van het einde van de negentiende eeuw. In november 1881 werd een stadsnet met paardentram geopend. Dit bestond uit drie lijnen via de drie hoofdstraten vanaf de Markt. De Markt was het middelpunt van het net. Hier was een grote driehoek van sporen met wisselplaatsen aangelegd. De drie eindpunten van de lijnen waren het Hinthamereinde (waar zich de remise bevond), het Station van de Staatsspoorwegen (huidige Emmaplein) en de Vughteruitgang.

De Bossche paardentram nr.6 voor het tramstation naar Vught aan de Bossche Pensmarkt, april 1927 (foto: Fotopersbureau Het Zuiden / Erfgoed 's-Hertogenbosch nr. 0002851).

Paardentram en stoomtram

Op dit laatste, het Wilhelminaplein, werd in de eerste jaren het paard verwisseld voor de stoomloc, die de reis naar Vught vervolgde. Maar liefst zestien keer per dag kon men per doorgaand rijtuig naar Vught reizen. De passagiers betaalden voor een ritje naar Vught 17½ cent in de eerste, en 12½ cent in de tweede klasse. Dat was niet voor iedereen weggelegd. In 1895 werd de stoomtram naar Vught om het lastige wisselen tegen te gaan, toch maar door paardentractie vervangen. Behalve personen werden op de duur ook goederen vervoerd. Het stadsbestuur kreeg klachten omdat er te veel met de koperen bel werd geluid. In 1884 besloot het stadsbestuur om 's avonds iemand voor de veiligheid met een lantaarn vóór de tram uit te laten lopen...

De paardentram (met open achterbalkom) bij de stopplaats op de Pensmarkt, prentbriefkaart uit ca. 1910 (Erfgoed 's-Hertogenbosch nr. 0002488).

Van tram naar bus

In 1883 kwam de aansluiting op de stoomtram naar Veghel/Helmond, in 1896 naar Vlijmen/Drunen/Heusden en in 1898 naar Den Dungen-Sint-Oedenrode gereed. Het tramverkeer op de lijnen was niet altijd rendabel maar de meeste lijnen konden het tot in de jaren dertig van de twintigste eeuw uithouden. In de jaren twintig liep het openbaar vervoer van passagiers door middel van de tram op een einde. De gemeenteraad had wel eens gesproken over 'elektrische tractie' in plaats van aandrijving door een stoommachine of een paard, maar dit is niet gerealiseerd. In 1922 kreeg de paardentram tussen Den Bosch en Vught concurrentie van een autobus. Maar het paard liep aanvankelijk sneller dan de bus, tot grote tevredenheid van de passagiers van de tram die de bus hartelijk uitlachten.

Zowel de tram als de bus bleven naast elkaar bestaan. In 1927 kwam het voortbestaan van de tram echt in gevaar. De Rijksweg ’s-Hertogenbosch-Eindhoven moest worden verbreed voor het toenemend autoverkeer. Op 12 mei 1929 was de 'doodenrit' van de paardentram na 48 jaar trouwe dienst, en als één na de laatste van het land. De stoomtram bleef nog enige jaren actief: deze doofde definitief zijn machine in 1937. Aardig om te weten: de bel van de laatste tram is te zien in de permanente expositie van Erfgoed 's-Hertogenbosch!

De laatste rit van de paardentram, opname bij vertrekpunt GeldersWelvaren op de Pensmarkt, 12 mei 1929 (foto: Fotopersbureau Het Zuiden / Erfgoed 's-Hertogenbosch nr. 0006495).

Meer over

vervoer

Ook interessant

De Zuid-Willemsvaart

gebeurtenissen
De Zuid-Willemsvaart

Met de hand, schop en kruiwagen werd tussen 1822 en 1826 de Zuid-Willemsvaart gegraven.

Station 's-Hertogenbosch

bouwwerken
Station 's-Hertogenbosch

Na drie jaar bouwen werd op 18 juli 1896 een nieuw station geopend in 's-Hertogenbosch. Het station is in de loop der jaren meerdere keren van uiterlijk veranderd.