Sint-Janskathedraal
De Sint-Janskathedraal in de binnenstad van 's-Hertogenbosch wordt veelal beschouwd als het hoogtepunt van de Brabantse gotiek.
De noordzijde van de Sint-Jan in 2016.
Bouwgeschiedenis
De met raadselen omhulde en niet-gedocumenteerde stichting van de kerk moet tussen 1200 en 1220 worden gezocht. Tegen het torenloze kerkgebouw werd tussen 1240 en 1250 de nog steeds bestaande vroeggotistische bakstenen toren met klokkenzolders gebouwd. Omstreeks 1270 werd de kerk voor het eerst uitgebreid met een kapel, de huidige Mariakapel, die uitwendig werd voorzien van een natuurstenen schil. Tussen 1300 en 1350 volgden diverse uitbreidingen van het kerkgebouw. Aan het begin van de veertiende eeuw werd eerst een nieuw gotisch koor met flankerende koortorens en nevenkoren gebouwd. Het noordelijke nevenkoor werd in 1316 in gebruik genomen door de voor de ontwikkeling van de kerk belangrijke, in datzelfde jaar opgerichte Lieve-Vrouwe- Broederschap. Daarna volgden in fases vernieuwde en vergrote gotische schipzijbeuken, waarvan ook de huidige doopkapel onderdeel uitmaakte.
3D reconstructie van de Sint-Jan rond 1500
Een nieuwe kerk
Kort na 1350 werd een begin gemaakt met een geheel nieuw kerkgebouw dat niet langer moet worden opgevat als een uitbreiding van de oude kerk, maar als een geleidelijke vernieuwing ervan. De koorzijbeuken werden eerst opgetrokken en de noordelijke werd vóór 1370 in gebruik genomen door de broederschap. Vervolgens werden tussen 1370 en 1385 de straalkapellen en de kooromgang gebouwd. Tussen 1375 en 1390 volgde de bouw van het hoogkoor, dat op de westelijke travee na voltooid kon worden. Verdere afbouw was onmogelijk, omdat de koortorens van het oude koor dat verhinderden. Om de oude kerk heen bouwend, werden tussen 1400 en 1420 de muren en de topgevel van het noordtransept opgetrokken. Na sloop van het koor van de oude kerk omstreeks 1418 kon het noordtransept worden afgebouwd en volgde de bouw van de viering en de basis voor het zuidtransept. Voor het bouwen van het luchtbogenstelsel van het transept, moest eerst het dwarsschip van de oude kerk worden afgebroken. Tussen 1440 en 1470 werd het zuidtransept met uitzondering van de voorhal afgebouwd. In de jaren 1475-1490 werden de noordelijke schipzijbeuken, de noordgevel van het schip en de zuidelijke voorhal opgetrokken. Omstreeks 1490 werd ook de oude bakstenen westtoren ‘tijdelijk’ met twee klokkenverdiepingen verhoogd omdat de klokken te laag waren komen te hangen ten opzichte van de nieuwbouw van de kerk.
Sint-Jan 1320.
Sint-Jan 1530.
Kerk nooit voltooid
In de periode 1478-1494 werd aan de noordzijde van het koor een geheel nieuwe, rijk gedecoreerde kapel met sacristie voor de Lieve-Vrouwe-Broederschap gerealiseerd. Na de sloop van het oude schip vanaf 1505 was het mogelijk om het nieuwe hoge kerkschip af te bouwen en de zuidelijke schipzijbeuken op te trekken. Tussen 1510 en 1520 werd het schip voltooid en werden de luchtbogen gebouwd. Bovendien werd in die periode de stenen onderbouw van de vieringtoren opgetrokken. De bouw van de Sint-Jan werd voortijdig afgesloten met de bouw van de houten vieringtoren, tussen 1521 en 1529, waarna de ontwikkeling van het gebouw stagneerde. De geplande westwaartse uitbreiding, waarvoor al voorzieningen waren getroffen, werd nooit uitgevoerd. Na de verwoestende brand van 1584 werd de vieringtoren omstreeks 1600 herbouwd in de vorm van de nog steeds bestaande koepel en werd de westtoren van een vroegzeventiende- eeuwse bekroning voorzien.
Sint-Jan met houten middentoren
Protestantse tijd en restauraties
Vanaf 1629 was de kerk in gebruik bij een kleine protestantse gemeente en bleef het zo noodzakelijke groot onderhoud van het gebouw achterwege. Dit leidde tot een ernstige achteruitgang en aftakeling van met name de natuurstenen buitenschil en van de uitbundige architecturale en figurale sculptuur. Na de teruggave aan de katholieke gemeenschap leidde de plaatselijk ruïneuze toestand van het gebouw onafwendbaar tot een aanvankelijk zeer ingrijpende restauratie, die in 1860 werd aangevangen. Daarbij was niet zozeer het herstel en behoud van het cultuurhistorisch monument uitgangspunt, als wel het herstel en vervolmaken van het gebouw als symbool van herrijzend katholiek Nederland. Dit had met name tussen 1860 en 1900 een ingrijpende vernieuwing van het uitwendige natuursteenwerk tot gevolg. De latere restauraties tot 1946 worden gekenmerkt door een terughoudender, bijna archeologische aanpak met veel aandacht voor de originele steenhouwwerken en sculpturen. Een groot deel van de uitwendige bouwsculptuur werd gedurende de restauraties gekopieerd en vervangen. Veel originele stukken bleven bewaard in de bouwloods waar ze ten dele worden tentoongesteld, zoals ook enkele stukken in Het Noordbrabants Museum.
De noordzijde van de Sint-Jan begin 1925. (Bekijk op Beeldbank Erfgoed 's-Hertogenbosch)
De zuidzijde van de Sint-Jan rond 1923. (Bekijk op Beeldbank Erfgoed 's-Hertogenbosch)
Luchtboogbeeldjes in 2016.
Detail van luchtboogbeeldje 2016.