Vestingstad ’s-Hertogenbosch in het Rampjaar 1672
Frankrijk zette in 1672 zijn zinnen op de militaire verovering van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Dit wordt in Nederland het zogenaamde Rampjaar genoemd, waarin het volk even redeloos, de regering radeloos en het land reddeloos leek te zijn. De Zonnekoning Lodewijk XIV wenste met name de inlijving van het rijke gewest Holland.
De vesting- en garnizoensstad ’s-Hertogenbosch was in aanloop naar Holland een belangrijke strategische stad die het Franse leger in moest nemen. De belegering vond plaats tijdens de zomer van 1672. Een terugblik.
's-Hertogenbosch met op de achtergrond een brandend Fort Crèvecoeur. Bekijk in beeldbank Erfgoed 's-Hertogenbosch.
De Zonnekoning
De militaire operatie van Lodewijk XIV tegen de Republiek is in Frankrijk bekend als de ‘guerre d’Hollande’ die duurde van 1672 tot na de vrede van Nijmegen in 1678. In Nederland spreekt men liever over het rampjaar. De Hollandse oorlog begon op 28 maart 1672 met de oorlogsverklaring van de Engelse koning Karel II aan de Republiek, de Zonnekoning volgde ruim een week later op 6 april.
Op zee en op het land werd er fel gevochten. Het Franse leger trok deels via Zeeuws Vlaanderen en deels langs Maastricht noordwaarts richting ’s-Hertogenbosch. Op 12 juni staken ca. 15.000 Franse soldaten, de Rijn bij Lobith over. Arnhem en Nijmegen werden belegerd, de stad Utrecht werd op 30 juni 1672 veroverd.
“ Iedere dag was de koning naast Turenne te vinden, maar ook vooraan in de legerstoet, in gesprek met veteranen of achteraan bij de broodwagens. ”
Historicus Luc Panhuysen
Turenne
De Franse troepen trokken begin juli door Staats-Brabant. Henri de la Tour d’Auvergne, burggraaf van Turenne, viel vanuit het oosten aan en veroverde op 4 juli de vestingstad Grave. Hij rukte via Alem en Empel naar Fort Crèvecoeur. Franse troepen trokken ook via de Bommelerwaard en het land van Maas en Waal naar Crèvecoeur.
Lodewijk XIV, de Zonnekoning (1638-1715). Bekijk in beeldbank Ministère de la Culture (Frankrijk).
Henri de La Tour d’Auvergne, burggraaf van Turenne (1611-1675). Bekijk in beeldbank Château de Versailles.
Maarschalk-generaal Turenne kende de omgeving van ’s Hertogenbosch goed, omdat hij als jonge soldaat in het Staatse leger had deelgenomen aan het beleg van ’s-Hertogenbosch in 1629. Hij was een zoon van Elisabeth van Nassau, dochter van Willem van Oranje, en zodoende was stadhouder Frederik Hendrik zijn ‘oom’.
De angst voor de Franse troepen was alom groot, de legerleiding eiste overal ‘contributions’, anders volgden er verwoesting, gijzeling en brand. Historicus Henk Buijks onderzocht de archieven in Noordoost-Brabant en ontdekte onder andere dat Sint-Michielsgestel 10.600 gulden en Oss 20.000 gulden betaalden. De dorpen en steden betaalden niet alleen geld, maar leverden ook paarden, runderen, haver of stro. Er was paniek en vooral angst.
De prins van Oranje
De prins van Oranje Willem III was in 1672 de nieuwe sterke man in de Nederlanden. Hij werd op 4 juli benoemd tot stadhouder van Holland en later op 16 juli van Zeeland. Ook had hij de leiding over het Staatse leger van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden.
De Republiek beschikte over een leger van ca. 12.000 man achter een 50 kilometer lange geïmproviseerde waterlinie. Tussen Muiden en Naarden aan de Zuiderzee en Gorinchem en Woudrichem aan de Biesbosch werd deze Hollandse waterlinie ingericht, dijken werden doorgestoken. De nieuwe stadhouder kon in zijn hoofdkwartier in Bodegraven over de immense watervlakte uitkijken.
Willem III wordt ingezworen als stadhouder. Bekijk in beeldbank Rijksmuseum.
De Bossche Krijgsraad
De vestingstad ’s-Hertogenbosch had zich voorbereid op de komst van het Franse leger. Bewoners van de Meijerij werden op 16 mei opgeroepen om alle meubels, koren en hooi naar ’s-Hertogenbosch te brengen en hun akkers om te ploegen.
Militair historicus C. J. Gudde stelde echter vast dat de stad maar een klein garnizoen had en slecht van geschut en krijgsvoorraad voorzien was. Heemkundige Bas Bevaart vond in de notulen van de Bossche Krijgsraad dat extra manschappen naast 400.000 pond buskruit, 37 stukken geschut en 8000 kogels dringend nodig waren.
Kolonel Kirckpatrick, sinds 1670 gouverneur van ’s-Hertogenbosch en lid van de Bossche Krijgsraad, vroeg geregeld bij de Raad van State om ondersteuning. Het was onmogelijk om de vesting te verdedigen en tegelijkertijd de forten rond de stad te versterken en bewapenen. In allerijl werd de Pettelaarse Schans gesloopt en de grachten eromheen dicht geworpen.
Overblijfselen van de Pettelaarse schans in de 21e eeuw
Fort Isabella werd daarentegen opgeknapt, de grachten en het hoornwerk werden uitgediept. Ook de weg naar het fort werd afgegraven om de aanleg van loopgraven zoals in 1629 te voorkomen. Inwoners van Loon op Zand werden opgeroepen om de Bossche vestingstad bij graafwerkzaamheden te helpen.
De staf rond stadhouder Willem III wees de aanvraag over kanonnen en extra manschappen af, omdat de stad ‘rondom in het water stond’. De inundatie was eind mei 1672 in opdracht van gouverneur Kirckpatrick gesteld, de Franse troepen waren op dat moment Maastricht gepasseerd. De sluizen langs de Dieze werden geopend en enkele dijken bij Empel doorgestoken. Bas Bevaart vermeldde uitdrukkelijk dat er geen dam in de Dieze werd gelegd.
Tekening van Fort Crèvecoeur na inname door de Fransen in 1672. Bekijk in beeldbank Rijksmuseum.
Forten onder vuur
De Franse maarschalk Turenne eiste volgens militair historicus Gudde in juli tweemaal tevergeefs de overgave van Fort Crèvecoeur, waarna hij vanaf 14 tot en met 21 juli het fort belegerde en met kanonnen vanuit Bokhoven en Empel onder vuur nam. De Staatse soldaten boden een week lang weerstand, maar toen hun geschut werd getroffen en de eerste Franse soldaten door de palissades doordrongen, werd de situatie gevaarlijk.
Het Franse leger bereidde een stormaanval voor door met takkenbossen de grachten rond het fort te dichten. De Staatse soldaten begonnen te muiten en dwongen hun commandant tot overgave. Fort Crèvecoeur werd bezet. Kort daarna werd de schans in Engelen, waar de Bossche Sloot in de Dieze stroomde, ook veroverd. De soldaten vluchtten naar de vestingstad ’s-Hertogenbosch en wierpen het geschut vernageld in de gracht.
Aanval op ’s-Hertogenbosch
Maarschalk Turenne probeerde vanuit Engelen tevergeefs ’s-Hertogenbosch aan te vallen. De schuiten liepen alleen vast en zeker twee stukken geschut zakten weg in de moerassige bodem. Het Franse leger trok zich terug in het Fort Crèvecoeur. Het fort was vanuit het noordwesten goed bereikbaar. Het water moet volgens Bevaart tussen Vlijmen, Haarsteeg en Bokhoven niet te hoog hebben gestaan. De soldaten en de kanonnen konden via de plaatselijke dijken verplaatst worden.
De contouren van Fort Crèvecoeur in de 21e eeuw © Lars Soering
Pastoor uit Bokhoven
De Franse bevelhebbers zoals maarschalk Turenne kregen van pastoor Gulielmus Quisthout van Bokhoven veel bruikbare inlichtingen over de bezetting van Fort Crèvecoeur en schans van Engelen. Na het vertrek van de Franse legers in 1673 verdween deze pastoor van Bokhoven van het toneel. Zijn aan de Fransen verleende diensten vielen bij de Republiek niet in goede aarde.
In de lucht
De Franse soldaten bleven nog maanden in Fort Crèvecoeur. Ze vertrokken half november 1673, nadat stadhouder Willem III met zijn bondgenoten de Franse legers had afgesneden van bevoorrading over de Rijn. De Fransen hadden alleen de vesting Grave en Maastricht nog in handen.
Fort Crèvecoeur en de schans in Engelen lieten de Franse troepen verwoest achter. Op Fort Crèvecoeur staken ze volgens militair historicus Gudde de woningen van de gehuwde soldaten in brand en bliezen ze het kruitmagazijn met 500 pond buskruit op. Het kerkje spaarden ze. Op hun terugtocht hebben ze vermoedelijk ook de hoofdburcht van het kasteel van Bokhoven verwoest en laten exploderen. Het kan ook eerder in 1672 zijn gebeurd.
Het Franse leger was als bezetter onverbiddelijk. Het eiste een aanzienlijke brandschatting, zo niet volgde een verwoesting. Ook in Loon op Zand vroeg het tijdens de terugtocht in 1673 een grote som geld, het dorp betaalde 300 gulden.
Het Franse leger stak in 1673 op de terugtocht Fort Crèvecoeur in brand. Bekijk in beeldbank Erfgoed 's-Hertogenbosch.
Keerpunt?
De stad ’s-Hertogenbosch werd in het rampjaar 1672 dus niet veroverd of bezet door de Franse legers. Militair historicus Gudde vermeldde wel dat Franse soldaten en ruiters zich hier half juli hadden verzameld, maar op 26 juli trokken 15.000 ruiters weg en een week later verplaatste het leger soldaten zich.
De bewering dat de vestingstad ’s-Hertogenbosch een keerpunt was in de opmars van Zonnekoning Lodewijk XIV en dat daarmee de oorlog in Staats-Brabant gewonnen werd, is erg twijfelachtig. Het Franse leger onder Turenne heeft tevergeefs geprobeerd de stad vanuit het noorden aan te vallen. Het controleerde alleen Fort Crèvecoeur en de schans in Engelen.
De verovering van het gewest Holland was meer van belang. Het Franse leger liet daarom de stad ’s-Hertogenbosch ongemoeid. De Fransen waren niet bang voor een tegenaanval, want ’s-Hertogenbosch kon vanuit het noorden niet worden bevoorraad zolang Fort Crèvecoeur en de schans in Engelen bezet bleven.
De Lambertustoren met in de achtergrond 's-Hertogenbosch.
Lambertustoren
Ten slotte bestaat nog het verhaal dat Zonnekoning Lodewijk XIV tijdens het rampjaar in 1672 de Lambertustoren in Vught is beklommen. Hij zou de belegeringsmogelijkheden van de moerasdraak ’s-Hertogenbosch hebben bekeken.
Historicus Jos Cuijpers, die in 2022 een korte lezing verzorgde over het rampjaar in Vught, betwijfelde dit. ‘Het is niet helemaal zeker dat Lodewijk XIV op de Lambertustoren in Vught is geweest. Er zijn krantenberichten, maar er is geen hard bewijs. Het is overigens wel heel waarschijnlijk. Oorlogvoeren en vestingwerken bekijken waren namelijk hobby’s van De Zonnekoning’, aldus Cuijpers.
Maarschalk Turenne was heel belangrijk voor de Zonnekoning. Lodewijk noemde zich volgens historicus Luc Panhuysen een leerling van Turenne. ‘Iedere dag was de koning naast Turenne te vinden, maar ook vooraan in de legerstoet, in gesprek met veteranen of achteraan bij de broodwagens. Wanneer het regende, zat Lodewijk te paard, als een gewone luitenant’, aldus Panhuysen. Anekdotes rond de onverslaanbare moerasdraak in 1672 voeden en verhogen de herbeleving van de Bossche historie.
Deze tekst is geschreven door historicus Kees van den Oord. Met dank aan Bas Bevaart, Ad Hartjes en Bart van de Wiel. Lees de uitgebreide versie van dit artikel in het tijdschrift Bossche kringen 4 (2022) 58-62.
Bronnen
- B. Bevaart e.a., Vier eeuwen militaire inundaties rond ’s-Hertogenbosch (’s-Hertogenbosch 2018).
- F. van Gaal e.a., ‘Pastoors, kasteelheren, Maasboeren. 650 jaar parochieleven in Bokhoven’, Heeswijk 2019.
- C.J. Gudde, ’s-Hertogenbosch geschiedenis van vesting en forten’, ’s-Hertogenbosch 1974.
- A. van den Hurk, ‘Bokhoven: vrijheid aan de Maas’, in: Met Gansen Trou 19(1969) 81-93.
- l. Panhuysen, ‘Oranje tegen de Zonnekoning. De strijd tussen Willem III en Lodewijk XIV om Europa’, Amsterdam 2016.
- brabantserfgoed.nl
- rampjaarherdenking.nl
- regionaalarchieftilburg.nl