personen

Christiaan Cornelissen

De Bosschenaar Christiaan Cornelissen (1864-1942) was een van de gedreven persoonlijkheden binnen de eerste collectieve vakbeweging en het socialisme. Internationaal is hij bekender dan in Nederland.


Portret van Christiaan Cornelissen. Datum onbekend.

Persoonlijk leven

Christiaan Cornelissen werd op 30 augustus 1864 geboren in ’s-Hertogenbosch in de Clarastraat, Wijk F, nummer 72. Na de hernummering van 1909 werd dit nummer 6. Sinds het begin van de 20e eeuw bestaat het oorspronkelijke geboortehuis niet meer.

Hij was de tweede zoon van timmerman en later zelfstandig modelmaker Johannes Cornelissen en Mechelina van Wijk. Hij had 4 broers. Zijn vader werd invalide in 1870 en het gezin had het niet breed. Zijn ouders stuurden hem naar de nieuwe “School van het Nut” (opgericht 1854) in de Kerkstraat (hiervoor is in laagbouw een tweetal kledingzaken gevestigd). Ook de latere socialist Henk Sneevliet en de KVP-minister-president Jan de Quay gingen naar deze school.


Detail van geboorteakte Christiaan Cornelissen, 1864. (Bekijk de scan van de akte)

Voor veel arbeidersgezinnen was de bedeling, o.a. door de Godshuizen, de enige manier om in leven te blijven. Zowel zijn grootouders van vaderszijde als van moederszijde, als later een zus van zijn moeder, kregen tot wel 7 jaar leefgeld van de kerk. Dat was een karig bestaan en bovendien overleden de opa van moederszijde 1 jaar na beëindiging van de ‘onderstand’ (=bijstand) en de oma van vaderszijde tijdens de bedelingsperiode.

Omdat Christiaan niet naar een van de katholieke fraterscholen ging, kreeg het gezin geen financiële ondersteuning van de kerk. Zijn moeder woonde zelfs noodgedwongen de laatste 10 jaar van haar leven afwisselend bij een van haar kinderen. Dit alles heeft Christiaan mede gevormd.

Na de lagere school ging hij naar de Rijksleerschool, de Oefenschool bij de Kweekschool. Hij kreeg na het behalen van het diploma een beurs voor de Rijkskweekschool (opleiding tot onderwijzer). Deze lag aan de Wolvenhoek in de voormalige marechausseekazerne. In 1883 behaalde hij daar zijn diploma. Daarna werkte hij een aantal jaren als (hulp-)onderwijzer in Reek, Geertruidenberg en Middelburg (1888-1892).


Hoekpand Keizerstraat, de marechausseekazerne. Datum onbekend. (Bekijk op Beeldbank Erfgoed 's-Hertogenbosch)

Het einde van de 19e eeuw was in Zuid-Nederland een periode van katholieke restauratie. Christiaan ontwikkelde zich juist daar vandaan en nam afstand van het geloof. Hij koos voor de richting van het socialisme en de vakbeweging.

In 1897 had hij een kortstondige relatie met Johanna, dochter van Domela Nieuwenhuis, maar diens (vierde) vrouw vond hem beneden haar stand. Daarna vertrok hij naar Parijs. In 1899 ging hij samenwonen met Elisabeth Katharina Frederike (Lilly) Rupertus. Met haar kreeg hij in 1903 een zoon, Fred. Later adopteerden zij Pierra Kropotkin, kleindochter van hun vriend Peter Kropotkin (beroemde Russische prins èn anarchist).

De relatie van Christiaan met Lilly was bijzonder – zeker voor die tijd. Zij kreeg een relatie met de veel jongere Jacques Reclus (Franse anarchistische schrijver) en ze woonden een aantal jaren samen in een ménage-a-trois. Na de Eerste Wereldoorlog ging hij apart wonen, maar hun relatie bleef hartelijk. Hij stierf op 21 januari 1942 in Domme (Frankrijk) in het huis van zijn vriend, Paul Reclus (tevens Lilly’s schoonvader), waar zij ook woonde.

Redacteur

In 1888 werd hij in Middelburg lid van de ‘Zeeuwse Propagandaclub voor Algemeen Kies- en Stemrecht’. Daar leerde hij Floor Wibaut (zakenman en later politicus voor de S.D.A.P.) kennen. Hij begon zijn politieke schrijverscarrière als redacteur van ‘De Volksstem’ (het eerste Zeeuwse socialistische tijdschrift). Daarna schreef hij voor verschillende andere bladen, waaronder ‘Recht voor Allen’ (1892, opgericht door de dominee en socialist Domela Nieuwenhuis). Omdat anarchisten in die tijd vaak vervolgd werden, ondertekende hij niet met zijn eigen naam, maar gebruikte hij een van zijn pseudoniemen: Clemens. Hij vertaalde als eerste ‘Het Communistisch Manifest’ van Karl Marx in het Nederlands.

Vakbeweging en politiek

Christiaan was een van de oprichters van het ‘Nationaal Arbeids-Secretariaat’ (NAS), de eerste Nederlandse vakcentrale. En was ook actief bij de ‘Nederlandsche Bond van Landarbeiders’, die zich later daarbij aansloot. Hij vertegenwoordigde verschillende organisaties (N.A.S., ‘Sociaal-Democratische Bond’ (SDB) en de ‘Socialistenbond’) op de internationale congressen van de ‘Tweede Socialistische Internationale’ (Brussel 1891, Zürich 1893, London 1896).

De heersende macht werkte organisaties op het gebied van politiek en vakbeweging tegen. In het Algemeen Handelsblad van 12-04-1894 stond dat hij in Groningen werd aangeklaagd omdat hij (als bestuurder) bij een vergadering aanwezig was van de ‘Sociaal-Democratische Bond’, die - zo luidde de aanklacht: “strijdig met de openbare orde” was en “eene vereeniging, die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven”.

Er werd 2 maanden onvoorwaardelijk geëist, maar de uitspraak was 50 gulden boete of 10 dagen hechtenis (70% van de Groningse gezinshoofden had een maandsalaris dat minder was!). Hij betaalde  de boete niet. Een jaar later werd hij in zijn woonplaats Haarlem opgepakt om die 10 dagen alsnog uit te zitten. Later datzelfde jaar, werd hij in Luik op basis van andere valse beschuldigingen bij verstek veroordeeld, en kon dus niet meer naar België. Christiaan liet zich echter door deze bedreigingen niet beïnvloeden.

Als een van de weinige mannen (in die tijd) steunde hij de vrouwenbeweging in de noodzaak van een eigen organisatie. Deze hoefde voor hem geen onderdeel te zijn van een socialistische partij. Hij vond dat niet alleen het verkrijgen van stemrecht leidde tot vrouwenemancipatie, maar dat daarvoor ook vooroordelen bij de mannen weggehaald moesten worden.

Christiaan vond dat dat de vakbeweging los moest komen van de politieke partijen. Juist de vakbeweging moest volgens hem voorop lopen in het streven naar maatschappelijke veranderingen. Sterker nog: hij vond dat de macht in de maatschappij bij de vakbonden, de syndicaten, moest liggen. Later werd hij libertair communist en tenslotte anarchist, onder andere door de vele ontmoetingen die hij had met bekende grootheden uit die tijd. De al eerder genoemde Peter Kropotkin, maar ook de Litouwse anarchiste Emma Goldman die actief was in de Verenigde Staten, de Duitse anarcho-syndicalistische schrijver Rudolf Rocker en de Italiaanse Errico Malatesta (later gestorven tijdens Mussolini-huisarrest) speelden een belangrijke rol in zijn politieke vorming. Hij zette zich in polemieken af tegen anderen: Karl Marx, Frederik van Eeden, de communistische Henk Sneevliet (getogen in ’s-Hertogenbosch), Lenin en Trotski. Zijn vriendenkring bevatte activisten, schrijvers en ballingen uit geheel Europa. Bekende Nederlandse namen waren daarbij: Clara Meijer-Wichmann (juriste en vrijdenker), de schrijvers Arthur Lehning en Anton Constandse (met wie hij in begin jaren ’30 van de 20e eeuw in de redactie van het anarcho-syndicalistische tijdschrift Grondslagen zat).

Schrijver en organisator

Vanaf circa 1900 had hij zoveel internationale contacten en ervaring opgedaan, dat hij een belangrijk en graag gezien persoon was binnen de internationale vakbeweging. Allerlei vakbonden vroegen hem om adviezen. Hij reisde door heel Europa als vakbondsactivist en theoreticus. In 1905 woonde hij daarvoor enkele maanden bij zijn broer Pieter in Amsterdam. Hij was actief binnen de Franse Confédération Générale du Travail (CGT), en schreef voor verschillende bladen hiervan. In 1907 begon hij - na het Internationale Anarchistisch Congres in Amsterdam - onder meer te schrijven voor het Bulletin International du Mouvement Syndicaliste.

In 1913 was hij een van de hoofdorganisatoren van de ‘First International Syndicalist Congress’ in London. Hierin waren internationale syndicalistische vakbonden uit Europa en Latijns-Amerika vertegenwoordigd. Samen met Peter Kropotkin, ondertekende hij (1916) het ‘Manifeste des Seize’. Het document zette zich af tegen het Duitse militarisme en sprak zich uit vóór de geallieerden. In Frankrijk studeerde hij economie en vervolgde zijn publicaties met een groot aantal economische en syndicalistische werken.

Na de Eerste Wereldoorlog richtte hij zich op economisch onderzoek en het schrijven van vele artikelen en boeken op dat gebied. Aan zijn belangrijkste werk, de vijfdelige ‘Traite général de science économique’ (1926-1944) werkte hij vele jaren. Zijn boek “Het libertaire communisme en het overgangsregime” (1933) was er mede de oorzaak van dat hij tijdens de Spaanse burgeroorlog de grote (meer dan 1,5 miljoen leden tellende) Spaanse vakbond CNT-FAI adviseerde. Hij schreef voor diverse Spaanse bladen.

Betekenis

In zijn geboortestad ’s-Hertogenbosch is hij toch redelijk onbekend gebleven. Dat heeft zeker te maken met de heersende macht (kerk, kapitalisme en fascisme) waartegen hij zich afzette. Ter illustratie: In 1918 werd door de bisschoppen in Nederland gesteld dat iedere katholiek die geregeld anarchistische of socialistische geschriften leest niet meer bij de kerk hoort en uitgesloten wordt. Ook Bossche kranten moesten zich hieraan houden, en zeker na de Tweede Wereldoorlog, toen de Koude Oorlog zijn intrede deed (de katholieke kerk had Franco al zeer vroeg omarmd), werd het hevige verzet tegen alles dat naar ‘communisme’ leek te wijzen alleen maar versterkt en Christiaan Cornelissen werd doodgezwegen.

Als beroemde Bosschenaar verdient hij beter. In praktisch heel Europa wordt Christiaan Cornelissen gezien als een van de belangrijke theoretici en activisten van vakbondsfederaties en van het syndicalisme. Zijn werken verschenen in vele talen. Neem een willekeurige greep uit boeken en artikelen over de geschiedenis van de (internationale) arbeidersbeweging, en je komt zijn naam tegen.

Geschreven door: Jack Theuns

Meer over

personen politiek

Ook interessant

Frans van Lanschot: burgemeester én bevlogen stadsgids

personen
Frans van Lanschot: burgemeester én bevlogen stadsgids

Bosschenaar Frans van Lanschot was van 1917 tot 1941 burgemeester van ’s-Hertogenbosch. Hij was groot bewonderaar van zijn stad en schreef talloze boekjes en brochures over de historische straten en panden en vooral over de Sint Jan.