De stadsbrand van 1463 en het wederopbouwprogramma
Stadsbranden betekenden niet alleen grote schade maar waren vaak ook het startpunt van nieuwe ontwikkelingen in de stad. Dat geldt ook voor de grote stadsbrand in 's-Hertogenbosch in 1463. Janna Coomans schreef er een artikel over.
Stadsbranden en veranderingen in de stad
In de geschiedenis van de meeste Nederlandse steden komt voor 1600 minstens één keer een grote stadsbrand voor. Toch is daarover lang niet zoveel geschreven als over oorlogen, religieuze twisten, epidemieën of hongersnoden. Uit het oogpunt van historisch onderzoek is dat jammer, want brand en de maatregelen daartegen zorgden voor een verandering van de bebouwing én de sociale organisatie van de stad.
Bovendien is het thema van maatschappelijke veranderingen nu actueel: wij staan voor een nieuwe transitie in het gebruik van energie. Net als vroeger zijn de grote vragen nu: Hoe wordt zo’n verandering gerealiseerd? Wie gaat het betalen? Welke rol speelt beleid en wat is de invloed van economische en sociale factoren? En wat is het effect van rampen en conflicten?
Laatmiddeleeuwse gemeenschappen namen preventieve maatregelen om brandgevaar te beperken. De meeste branden werden immers veroorzaakt door mensen. En de vlammen voedden zich met allerlei brandbare materialen: strodaken, houten huizen en voorraden van graan. Ook verspreidde het vuur zich makkelijker in nauwe straten en kleine steegjes. Het was dus zinvol hieraan iets te doen.
Een stadsbrand op het drieluik 'De gekruisigde martelares' van Jheronimus Bosch (1497 of later). © Dogepaleis Venetië, publiek domein.
De brand van 1463
In 1463 woedde een brand in een groot deel van de stad ’s-Hertogenbosch. Tussen de 350 en 400 huizen gingen verloren. De ramp bracht het stadsbestuur tot een uitgebreid brandbeleid en een omvangrijk subsidieprogramma voor brandveilig bouwen.
De maatregelen die het stadsbestuur nam laten goed zien waarom de stadsbrand zo rampzalig was. Het verlies aan gebouwen, goederen en mensenlevens bracht namelijk niet alleen het welvaren en de toekomst van de stad in gevaar, maar ook de rechtsorde. Dit laatste had vooral te maken met het systeem van (micro-)leningen waarop de stadseconomie gebouwd was. Deze lijf- en erfrenten, pachten en cijnzen waren de middeleeuwse versies van een hypotheek of banklening. Veel mensen die een huis hadden of een ander bezit dat ze niet in één keer konden betalen, hadden dit bekostigd door een klein gedeelte ervan te verkopen in de vorm van een pacht of rente. Door in termijnen deze pacht of rente te voldoen, betaalden ze elke keer een klein stukje af.
Door de grootschalige brand van 1463 ontstonden er twee grote problemen. Ten eerste waren veel papieren die bewezen dat een persoon recht had op pacht of rente, verloren gegaan. Daarmee stond de aanspraak op losse schroeven: hoe kon je dat recht zonder papier bewijzen? Ten tweede had het onderpand waarop de lening was gebaseerd, geen waarde meer: het huis was afgebrand. De enige manier om de waarde te herstellen was het gebouw te repareren of opnieuw op te bouwen. Maar aangezien de eigenaren al hun bezittingen waren verloren en bovendien al diep in de schulden zaten door al die renten en pachten (die zij niet meer terug konden betalen), was dat onmogelijk.
Er moest dus door het stadsbestuur onmiddellijk actie worden ondernomen. Samengevat had het herstelprogramma drie pijlers:
- het stelsel van leningen werd veiliggesteld doordat mensen op het stadhuis getuigenis kwamen afleggen van wat zij in bezit hadden
- de terugbetaling van leningen werd tijdelijk kwijtgescholden
- er kwam subsidie voor brandveilig bouwen en herbouwen; om die te financieren kwamen er belastingen op wijn en bier.
Een deel van de rekening brandsubsidies 1463-1470 (Erfgoed ’s-Hertogenbosch, OSA 2961-2965, foto auteur).
Daksubsidies
De subsidies vormden de kern van het beleid. Om te beginnen werd bepaald dat alle nieuwe huizen een ‘hard dak’ moesten hebben: niet van stro maar met leien, dakpannen of vergelijkbaar materiaal. Daarnaast moesten alle bestaande strodaken binnen tien jaar worden vervangen door een hard dak. De kosten zouden worden betaald uit accijnzen op wijn en bier, en op het gebruik van de wegen van de stad. Om dit allemaal te regelen werden drie ‘leidakmeesters’ aangesteld. Hun rekeningen zijn voor een deel bewaard gebleven.
Deze administratie van de leidakmeesters maakt het mogelijk om een schatting te maken van het hele subsidieprogramma, verspreid over tien jaar. Gemiddeld verstrekte de stad ongeveer 200 subsidies per halfjaar; dat betekent een totaal van 4000 subsidies in tien jaar.
De schatting is dat in het midden van de vijftiende eeuw binnen de stadsmuren tussen de 2000 en 3000 huizen stonden. Hoeveel mensen er in een huis woonden, en hoeveel daken (van bijgebouwen, van voor- en achterhuizen) er waren is niet met zekerheid te zeggen. Maar de combinatie van de getallen suggereert wel dat het overgrote deel van de huizen in de stad met deze subsidie het dak heeft ‘verhard’.
Het aantal huizen dat in 1463 door de brand verwoest of beschadigd werd, was ongeveer 400. Dat er veel meer subsidies zijn uitgekeerd betekent dus dat een veel groter aantal huizen dan die werkelijk verbrand waren, een hard dak heeft gekregen. Zodoende was de maatregel grotendeels preventief.
Conclusie
Heeft de brand en het daaropvolgende wederopbouwbeleid ook de verstening van de stad, dat wil zeggen het vervangen van huizen van hout door die van baksteen, gestimuleerd? Dat lijkt wel aannemelijk. Bouwhistorisch onderzoek laat namelijk een explosie aan bouwactiviteit in de stad zien na 1463.
De combinatie van het veiligstellen van het kredietsysteem, bouwvoorschriften en subsidiering in ’s-Hertogenbosch was een succesvolle aanpak. We moeten er echter niet vanuit gaan dat rampen doorgaans een positief effect hadden. Bovendien hoefden subsidieprogramma’s niet altijd op rampen te volgen: in Leiden kwamen zij bijvoorbeeld niet na een grote stadsbrand, maar tijdens een periode van bevolkingsgroei. Misschien schuilt hier een belangrijke les voor onze tijd: in plaats van te wachten op een ramp, loont het om preventief te transformeren.
Dit is een samenvatting van een artikel dat eerder verscheen in ons wetenschappelijk tijdschrift Silva. Wil je meer lezen over het historisch onderzoek van Janna Coomans? Lees het volledige artikel in Silva (2022, nummer 2, september).
Janna Coomans is universitair docent Middeleeuwse Geschiedenis aan de Universiteit Utrecht. Zij werkt momenteel aan het VENI-onderzoeksproject ‘De Prijs van Veiligheid: Brandgevaar en stedelijke ontwikkeling in de Nederlanden 1250-1650’. In 2021 publiceerde zij het boek Community, Urban Health and Environment in the Late Medieval Low Countries (Cambridge University Press).
Archieven
- Erfgoed ’s-Hertogenbosch, 0001 Stadsbestuur van ’s-Hertogenbosch, 1262-1810 (afgekort OSA), inv.nrs. 42, 51r, 2961-2965, 3985, 3986, 3987.
Verder lezen
- Bavel, B. van et al., 2020: Disasters and History: The Vulnerability and Resilience of Past Societies. (Cambridge).
- Coomans, J., 2022: ‘Up in smoke. The transforming power of fire safety policies in the Low Countries, 1250-1550’, in: J. E. Abrahamse & H. Deneweth (eds). Transforming Space: Visible and Invisible Changes in Premodern European Cities (Turnhout).
- Drunen, A. van, 2018: ‘Tussen Postelstraat en Uilenburg. De bouwhistorie van een bouwblok’, in: J. van Oudheusden en A. van Drunen (red.), Huys van Boxtel en zijn buren. Acht eeuwen bouwen en wonen in een Bossche wijk (’s-Hertogenbosch), 427-463.
- Drunen, A. van, en R. Glaudemans, 1997: ‘Metamorfose van een huizenblok. Bouwhistorisch onderzoek in de huizen op de hoek van de Hinthamerstraat en de Torenstraat’, in: H.W. Boekwijt en H.L. Janssen (red.), Bouwen en wonen in de schaduw van de Sint-Jan. Kroniek bouwhistorische en archeologisch onderzoek II (’s-Hertogenbosch), 163-205.
- Deneweth, H., 2017: ‘Building regulations and urban development in Antwerp and Bruges, 1200-1700’, in: T. R. Slater & S. M. G. Pinto (eds.) Building Regulations and Urban Form, 1200-1900 (London).
- Enderman, M., 2017: ‘Historie: De stadsbrand van 1463’, Bossche Kringen 6, 23-25.
- Enderman, M., 2020: ‘Monschau aan de Dommel?’, Silva 1, 28-34.
- Graus, T., 2017: ‘Mag het een nulletje minder zijn? De stadsbrand van 1463’, Bossche Kringen 6, 26.
- Jacobs, B.C.M., 1986: Justitie en politie in ’s-Hertogenbosch voor 1629: de bestuursorganisatie van een Brabantse stad (Assen).
- Meyer, G.M.D. en Elzen, E.W.F. van den, 1982: De verstening van Deventer: huizen en mensen in de 14e eeuw (Groningen).
- Zwierlein, C., 2021: Prometheus Tamed: Fire, Security, and Modernities, 1400 to 1900 (Leiden).