Een opmerkelijke Driekoningen in 1690
Ruim 330 jaar geleden werden in ’s-Hertogenbosch drie Turkse jongens gedoopt die de namen van de Bijbelse drie koningen kregen. Een opmerkelijk verhaal uit het archief met een vervelend staartje voor de betrokkenen…
De inschrijving van de doop in het register van de kerk van St. Petrus en Paulus, 1690
Doop in de schuilkerk
De drie Turkse jongens zijn meegenomen naar de Nederlanden en belandden in 's-Hertogenbosch. Henricus Ignatius van de Poll zorgde ervoor dat ze twee jaar lang onderwijs kregen in de katholieke leer. Tegelijkertijd verbood hij hen nog langer hun Arabische namen te gebruiken. Op de dag voor Driekoningen, 5 januari 1690, waren de drie jongens aanwezig in de schuilkerk van Petrus en Paulus. Aan het begin van de 17e eeuw hadden protestanten de stad overgenomen en katholieken verboden om in het openbaar hun geloof uit te oefenen. In het geheim richtten de katholieke Bosschenaren daarom schuilkerken op, bijvoorbeeld in woningen. Aan het einde van de 17e eeuw werden dit soort katholieke kerken steeds meer gedoogd.
De schuilkerk waar de drie Turkse jongens zich bevonden op deze donderdag 5 januari was gevestigd in een of meer particuliere huizen in de Bossche straat Achter de Tolbrug. Deze kerk werd bediend door pater Theodorus van de Poll, een jezuïet, broer van Henricus Ignatius. Hier werden de jongens gedoopt en kregen ze de doopnamen Caspar, Melchior en Balthasar, naar de legendarische drie koningen.
Tot het gezelschap behoorden tijdens die opmerkelijke gelegenheid opvallende personen die als peetouders optraden. Willem Bassery, vicaris-generaal van het bisdom ’s-Hertogenbosch was peter. Omdat hij niet in het verweesde bisdom mocht zijn, liet hij zich vertegenwoordigen door pater De Coutereau, rector van het Geertruiklooster. Magdalena Elisabeth, vorstin von Löwenstein, was meter. Bijzonder, want zij was de katholieke echtgenote van Walraad, graaf van Nassau-Usingen. Deze Walraad was op dat moment veldmaarschalk der Staatse troepen en gouverneur van ’s-Hertogenbosch. Tijdens de doopplechtigheid knipte Magdalena de haarvlechten van de jongens af.
De schuilkerk van St. Petrus stond niet ver van de plaats waar van 1843-1982 de 'St.-Pieterskerk' stond. Deze is hier in het midden te zien op een detail van een luchtfoto uit ca. 1935 (collecie NIMH, Den Haag)
Bestraffing
Naar aanleiding van deze doop namen de Staten-Generaal van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden enkele strafmaatregelen. Zo werd deze Bossche schuilkerk van de jezuïeten voor twee maanden gesloten. Pater Theodorus van de Poll werd beboet met tijdelijke verbanning. Aan vorstin Magdalena werd verboden om voortaan nog met haar koets naar de kerk te rijden, omdat de protestanten hier aanstoot aan namen. Hoe het met de jongens is afgelopen is onbekend.