voorwerpen

Het ‘kisteboek’ van ’s-Hertogenbosch 1782-1811

Stamboomonderzoek, ook wel genealogie genoemd, is nog steeds populair. Dat blijkt ook wel aan de bezoekers die wij dagelijks – fysiek en online – ontvangen. De meeste van deze bezoekers komen om onderzoek te doen naar personen.

Primaire genealogische bronnen

Voor stamboomonderzoekers zijn in eerste instantie de zogenaamde ‘primaire genealogische bronnen’ van groot belang. Dat zijn de registers van de Burgerlijke Stand (geboorte, huwelijk en overlijden). Voor de periode vóór 1811 biedt de administratie van de verschillende kerken de basis voor de informatie. Het gaat dan vooral om de doop-, trouw- en begraafboeken, ook wel afgekort als DTB’s.

Begraafregisters

De registratie van doop en huwelijk werd zowel in de rooms-katholieke als ‘Nederduits-gereformeerde’ kerk al in de zestiende eeuw voorgeschreven. Voor begravingen gold die verplichte optekening niet. Die zijn, afhankelijk van de overlevering, vaak niet meer dan korte aantekeningen. Meestal maakte de koster, doodgraver of een financieel administrateur deze. De begraafregisters geven vaak niet meer informatie dan een datum en een naam, soms ook een bedrag. Want de meeste van deze optekeningen betreffen namelijk de financiële administratie van de begrafenis. Het gaat dan om de kosten van kaarsen en het luiden van de klokken en de huur van een doodskleed.

Een bijzondere genealogische bron

In het archiefdepot van Erfgoed ’s-Hertogenbosch bevindt zich een bijzondere genealogische bron. Ook hierin verantwoordde men de financiën van begravingen. Het gaat om twee delen van het zogenaamde ‘Kisteboek’, waarin men de kosten voor het maken van doodskisten registreerde. Deze registratie is bewaard over de jaren 1782-1811. De boeken behoren feitelijk tot het archief van het Gereformeerd Burgerweeshuis. Want op 16 augustus 1675 had het stadsbestuur van ’s-Hertogenbosch besloten dat dit weeshuis het alleenrecht had tot het maken van doodskisten binnen de stad.


Een pagina uit het Kisteboek, oktober 1788 (Archief Gereformeerd Burgerweeshuis, inv. nr. 910).

Typen doodskisten

De gedrukte versie van dit besluit geeft interessante informatie. Zo blijkt dat er drie typen doodskisten waren: eiken, grenen en ‘Gezaagde Deelen’ kisten. De prijzen varieerden al naar gelang deze kwaliteit en ook de maat van de kist. Die liep uiteen ’Van 1 en een half voet lang’ tot ‘Van 6 voet lang en daar boven’. Ook waren er tarieven voor draagloon, bekleding (onder meer met ‘Kat in de Zak’, dus vermoedelijk vulsel in een zak), ringen en (lijk)strootjes om vóór het sterfhuis te leggen.

In 1794 gedrukte afkondiging van het bestluit van het stadsbestuur van ’s-Hertogenbosch tot het maken van doodskisten door het weeshuis, 1675 (Archief Gereformeerd Burgerweeshuis, inv. nr. 908).

Doodsoorzaken

Het kisteboek zelf is een geweldige bron voor genealogisch onderzoek. Dit biedt namelijk niet alleen de begraafdatum en de naam van de overledene, maar ook diens leeftijd en straat. Bovendien krijgen we aan de hand van de maat van de kist een idee van de lengte van de gestorvene. In bijna alle gevallen vermeldt men de doodsoorzaak. Daardoor krijgen we een bijzonder beeld van de doodsoorzaken en de omschrijving daarvan. Voer voor medisch-historici zijn: ‘borstquaal’, longteering’, ‘pokken’, ‘rotkoorts’, ‘stuijpen’, ‘etterzak’, maar ook ‘misval’, ‘verval van kragten’, ‘accident’, ‘beroerte’, ‘kraamkint’, ‘water’, ‘zuur’, ‘aanhoudende koorts’ of ‘verswering in de ingewanden’.


Bossche weeskinderen van het Rooms-katholiek Weeshuis aan de Keizerstraat tijdens de plechtige omgang, 13 juli 1930 (Bekijk op Beeldbank Erfgoed 's-Hertogenbosch)

Het Kisteboek is in te zien in de studiezaal. Stamboomonderzoekers die overledenen in genoemde periode in ’s-Hertogenbosch te betreuren hebben, kunnen hun hart (en hun waardevolle aanvullende genealogische gegevens) ophalen…

Zie ook

Voor meer informatie over de primaire en secundaire genealogische bronnen kijk op hulp bij onderzoek.

Ook interessant

Een praalgraf met een contract

voorwerpen
Een praalgraf met een contract

De Opstand in de Nederlanden was nog maar net ten einde toen de graaf van Bokhoven de Antwerpse beeldhouwer Artus Quellinus de opdracht gaf om een kunstwerk te ontwerpen. En niet zomaar een kunstwerk.