Hoeren in ’s-Hertogenbosch in de Staatse Tijd
Een gedetailleerd inkijkje in prostitutie in de vestingstad ’s-Hertogenbosch tussen 1629 en 1795. Dit krijgen we dankzij het onderzoek dat Jos Wassink sinds 2016 uitvoerde bij Erfgoed ’s-Hertogenbosch. Hij onderzocht vooral in vonnisboeken en veel dossiers van de rechtbank (schepenbank) van ’s-Hertogenbosch die in het archief worden bewaard. Ruim 250 hoeren en bordeelhoudsters heeft hij hiermee achterhaald.
Militairen voor de kazerne in de oude Sint-Jacobskerk. De grootschalige aanwezigheid van militairen in de stad had invloed op prostitutie. Bekijk in beeldbank Erfgoed 's-Hertogenbosch.
Prostitutie tierde welig
Na de verovering van ’s-Hertogenbosch door Frederik Hendrik in 1629 bleef er een flink garnizoen van het Staatse leger achter in de stad. Tijdens de hele Staatse periode, tot aan 1795, had de inkwartiering van de duizenden militairen een grote invloed op de stad.
Ondanks pogingen van de nieuwe calvinistische predikanten om de zeden te verbeteren, tierde de prostitutie welig. Straatarme vrouwen zagen geen andere uitweg dan zich te prostitueren. Andere vrouwen zagen kans door het leiden van een bordeel of hoerhuis een inkomen te krijgen.
De wereld van de prostitutie was keihard. Ook de houding van de samenleving, de kerkelijke en de wereldlijke overheden ten aanzien van prostitutie in de zeventiende en achttiende eeuw komt aan bod. De zedelijke normen veranderden in de loop van de tijd en daarmee ook de zedelijkheidswetgeving.
Het huwelijksreglement voor de Generaliteitslanden (Brabant) uit 1656 bepaalde dat seks buiten het huwelijk strafbaar was en de overheid alle bordelen moest weren, verstoren en uitroeien.
Ets van een bordeel in de 18e eeuw. Bekijk in Rijksstudio.
Maria en Lucia
Er waren nauwelijks Bossche meisjes die in hun eigen stad als prostituee werkten. In het boek gebruikt Wassink trouwens het woord ‘hoer’, omdat hij dat begrip beter vindt passen bij de vroegmoderne samenleving. Ook de schepenen van ’s-Hertogenbosch gebruiken dit woord in de dossiers van de rechtbank.
De meisje kwamen meestal uit het buitenland. De Schotse Maria Greffing was negentien jaar toen ze op terugreis van Zwitserland, waar ze door haar man was verlaten, in 1785 in ’s-Hertogenbosch op zoek was naar goedkoop onderdak. Ze kreeg de tip dat ze haast voor niets terecht kon bij Lucia Hogendorp, nabij het bleekveld bij de Catharinakerk.
Maria had snel in de gaten in wat voor huishouden ze was beland. Het gebeurde dat Maria tussen twee mannen, dikwijls militairen, werd gezet om wijn met hen te drinken en ze vervolgens aan hun gerief te helpen. Voor dat genot moesten de mannen haar twee gulden betalen. Maria moest, zoals gebruikelijk in veel bordelen, de helft daarvan afdragen aan Lucia, de hoerenwaardin.
Na tien dagen wilde Maria niet meer in de prostitutie werken en probeerde het huis te ontvluchten. Er brak een geweldige vechtpartij uit. De buren alarmeerden de militaire wacht. Lucia wist over de muur van het nabijgelegen bleekveld te klimmen en liet daar flinke bloedsporen op de lakens achter. Uiteindelijk werden alle vrouwen uit het bordeel gearresteerd. Verbanning was de geëigende straf voor prostitutie. Met Lucia liep het anders af. Haar broer, een Zeeuwse dominee, beloofde de opsluiting van Lucia zelf te regelen en voor de opvoeding van haar dochter te zorgen.
Arme mensen woonden veelal in steegjes, waar ook prostitutie plaatshad. In deze smalle gangen, zoals Achter den Engel bij de Vughterstraat, kon gemakkelijk contact gelegd worden © Alfons van Stiphout
Maatschappelijke onderlaag
De wereld van de prostitutie in de vestingstad en direct daarbuiten, was nauw gelieerd aan de onderkant van de samenleving. Er waren verschillende typen hoeren: bordeelhoeren, zelfstandig werkenden en hoeren met een beschermer.
Een groot verschil met het prostitutiebedrijf dat in de negentiende eeuw gangbaar werd, is dat in de vroegmoderne tijd bordelen vooral werden geleid door vrouwen. De meeste bordelen werkten als een soort huishouding van een paar hoeren onder strakke leiding van een hoerwaardin. Mannen hadden vóór 1795 meestal maar een bijrol in het bedrijf.
De uitgebreide gerechtelijke dossiers geven vaak informatie over de maatschappelijke achtergrond van de hoeren, zoals bij Maria. Van veel vrouwen weten we uit welke streek, uit wat voor soort gezin ze kwamen en hoe hun dagelijks leven eruit zag.
Vonnis tegen Aaltje van den Bogaert, vermeld in het register van criminele vonnissen, 1744-1770.
Nogal wat hoeren hadden als boerenmeid gewerkt. Ze kwamen over het algemeen uit arme milieus en moesten vaak al jong voor zichzelf zorgen. Daarin verschilden zien ze soms nauwelijks van landloopsters en bendeleden. Vaak hadden ze weinig te verliezen. Ze trokken nogal eens van de ene naar de andere garnizoensstad.
Bordeelhoudsters hadden normaal gezien een iets minder armoedige afkomst. In de tweede helft van de achttiende eeuw zijn er veranderingen in de bedrijfsvoering te zien. De regels in de bordelen lijken alsmaar harder te worden.
Mannen niet gestraft?
De bordeelhoudsters en de hoeren waren strafbaar en hun bezoekers eigenlijk ook, maar in de praktijk vervolgde men mannen niet. Militairen zag men als slachtoffers van de verleiding en zij werden nooit veroordeeld voor prostitutiebezoek. Een verandering van justitiebeleid valt waar te nemen. Zo werden hoeren eerder veel zwaarder gestraft dan bordeelhoudsters, terwijl op het einde van de achttiende eeuw het omgekeerde het geval was.
De schandhuik, vervaardigd door Jacobus van der Hoeven en schilder Ambrosius Visscher uit 1688 © Peter Cox, Collectie Het Noordbrabants Museum.
Voorzijde van het schandluik
Plaatsen
In de stad waren sommige concentratiepunten met prostitutie. Ook nabij de stad, in Vught en Hintham, waren gelegenheden waar prostitutie bestond. De tippelgebieden, die van cruciaal belang waren voor de zelfstandig werkende hoeren, lagen meestal dicht bij plaatsen waar militairen kwamen.
Wanneer we prostitutie in de vroegmoderne tijd in ’s-Hertogenbosch vergelijken met die in een paar andere steden in de Nederlanden vallen een aantal zaken op. Duidelijk is dat armoede en ellende nauw waren verweven met criminaliteit en, in ’s-Hertogenbosch, in het bijzonder met prostitutie.
Dit is een samenvatting van Jos Wassinks Dagelijks leven in ‘ontugt’. Prostitutie in de vestingstad ’s-Hertogenbosch, 1629-1795. Uitgegeven door Zuidelijke Historisch Contact/Pictures Publishers in 2021.