Leven en werk van Jacob Moleschott
Jacob Moleschott wordt in 1822 in ’s-Hertogenbosch geboren als de zoon van Gabriël Moleschott en Elizabeth Antonetta van der Monde. Het gezin woont Achter ’t Wild Varken, op de plek waar nu het Stadskantoor aan Wolvenhoek 1 staat. Zijn vader is arts. Jacob vertrekt, na zijn Utrechtse studie medicijnen, naar Heidelberg waarna hij in Zürich tot hoogleraar fysiologie wordt benoemd.
Portret van Jacobus Moleschott rond 1870. (Bekijk op Beeldbank Erfgoed 's-Hertogenbosch)
Jonge wijsneus
Jacobs vader Gabriël Moleschott is arts en een geziene man in ’s-Hertogenbosch. Hij is actief betrokken bij vaccinatiecampagnes en de strijd tegen besmettelijke ziekten. Hij is ook een atheïst en aanhanger van de filosoof Feuerbach (1804-1872) die stelt dat “God een projectie van de mens is”. Godsdienst is illusie in de visie van Feuerbach. Vader Moleschott neemt het over. Hij is weliswaar van katholieken huize maar staat kritisch ten opzichte van kerk en geloof.
In de opvoeding van zijn kinderen besteedt vader Moleschott veel aandacht aan de ontwikkeling van een zelfstandige en verantwoordelijke persoonlijkheid. En daar doet zijn vrouw aan mee. Ze is belijdend katholiek, maar wars van irrationeel geloof. En dat betekent wat in het ’s-Hertogenbosch van het midden van de negentiende eeuw. De stad is dan vol roomse dweperigheid.
De begaafde Jacob Moleschott volgt de lagere school in ’s-Hertogenbosch, gelegen Achter ’t Wild Varken. Zijn vader zorgt ervoor dat hij al jong vertrouwd raakt met vreemde talen als Frans, Engels en Duits. Hij leest Grieks en geniet van Latijn: een jonge wijsneus.
Na de lagere school volgt Jacob de zogeheten Franse school (voorloper van de latere MULO en HBS). Jacob krijgt er les in schrijven, rekenen, boekhouden, aardrijkskunde en geschiedenis, Frans, Duits en Engels.
Wolvenhoek 1 in 1958. Hier werd in 1822 Jacobus Moleschott geboren. Bekijk in Beeldbank Erfgoed 's-Hertogenbosch.
Goede oude wijn
Na 1837 studeert Jacob Moleschott genees- en verloskunde aan de universiteit van Utrecht. Hij voelt zich echter niet erg thuis in de kleine Nederlandse academische wereld en vertrekt in 1842 naar het Duitse Heidelberg om zijn studie geneeskunde te vervolmaken. De natuurwetenschappen vormen voor hem de basis van de geneeskunde, heel iets anders dan de in zwang zijnde speculatieve natuurfilosofie en het “overtollig geloof in wonderen” zoals hij in een van zijn hoofdwerken 'Der Kreislauf des Lebens' stelt.
Vanuit zijn materialistische visie schrijft hij in 1850 'Leer der voedingsmiddelen voor het volk'. Moleschott beschouwt het denken als een bijproduct van een chemisch en fysisch proces in de natuur. De verbetering en de verheldering van het verstand wordt bevorderd door een goede toevoer van noodzakelijke brandstoffen naar de hersenen. Dus legt hij diëten voor aan filosofen en kunstenaars. Bejaardenhuizen zouden elke dag ‘goede oude wijn’ moeten schenken. Armen zouden gezonder worden en beter gaan denken als zij meer erwten en bonen konden eten, en meer “roggebrood met vleesch”.
Omslag van Der Kreislauf des Lebens
Voedt de hersenen
In 1856 wordt hij hoogleraar in de fysiologie te Zürich, in 1861 in Turijn. In deze stad staat hij, met andere vooruitstrevende intellectuelen aan de basis van een beweging die als eerste in Europa pleit voor crematie als alternatief voor begraven.
In zijn boek Der Kreislauf des Lebensstelt hij dat het menselijk lichaam een deel van de kringloop der natuur is en daarom na de dood tot nut dient van de levenden. Dat kon gebeuren door dodenakkers aan te leggen die na een paar jaar werden ingezaaid of door de doden te cremeren en de as te gebruiken om de grond vruchtbaar te maken.
In Moleschotts visie staat het brein niet los van het lichaam, het denken is evengoed afhankelijk van de juiste stoffen (zoals fosfor). Vrije wil, moraal, eigen verantwoordelijkheid, geheugen, taal: ze zitten verstopt in de grijze massa van onze hersenen. Met de erkenning dat biochemische processen in onze hersenen van vitaal belang zijn, legt Moleschott de basis voor de moderne neurologie. Zo ontstaat Moleschotts beroemdste uitspraak: “Ohne Phosphor keine Gedanke”.
Kiesrecht en echtscheiding
In 1876 wordt Moleschott, hij is inmiddels genaturaliseerd tot Italiaan, senator in het Italiaanse parlement. Hij maakt deel uit van de antiklerikale, links-democratische fractie. Vanaf 1879 is hij hoogleraar aan de Universitá Sapienza in Rome.
Kennis en wetenschap dienen voor hen allereerst om de mens en zijn samenleving beter en gelukkiger te maken. Moleschott trekt zich de sociale en politieke kwesties aan. Als materialist richt hij zich niet zozeer op hoogdravende politieke theorieën of op hervormingen van het staatsbestel maar juist op ‘stoffelijke behoeften’ van de bevolking. Voor Moleschott was de toekomst aan het socialisme en niet aan de ‘gemakzuchtige bezitter’ die zijn eigendommen voor de armen tracht af te schermen.
Moleschott is een van de eerste parlementariërs in Europa die (in 1880) pleit voor invoering van het vrouwenkiesrecht. “Heeren Senatoren, ik weet niet of de domste onder de vrouwen nog dommer is dan de domste onder de mannen, maar wat ik wel weet is, dat de begaafdste onder de vrouwen alle mannen overtreft door gevatheid van inzichten, door fijnheid van tact. Aan vrouwen vertrouwen wij de opvoeding toe onzer kinderen, het bestuur van het huis, het bewaren van onze eer. Dan kun je vrouwen het kiesrecht voor het gemeentehuis niet ontzeggen onder het motto: Gij kunt hier noch met eene gedachte, noch met eene stem binnentreden; gij zijt niet verstandig, niet beschaafd, niet voorzienig genoeg daarvoor.” Moleschott pleit ook voor echtscheiding. Dat zal de vrouw ten goede komen.
Vrijdenkersbeweging
Moleschott is in 1880 betrokken bij de oprichting van de World Union of Freethinkers. Vrij denken betekende voor hem niet de vrijheid om alles te zeggen wat je wilt. Vrij denken betekent in zijn opvatting ook dat ieder mens het recht moest hebben op eigen religieuze overtuigingen. Vrijheid betekent voor Moleschott evenmin dat de overheid zich nergens mee moet bemoeien. De overheid heeft juist tot taak de materiële voorwaarden te scheppen waardoor mensen vrij kunnen worden. Met deze opvatting van vrijheid legt Moleschott een voedingsbodem voor het socialisme en andere emancipatiebewegingen in Italië en Nederland.
Antisemiten-Hammer
“Wij zouden vol ijver moeten handelen naar wat de twee grootste Joden, eigenlijk de grootste mensen die ooit geleefd hebben, Jezus en Spinoza, gepredikt hebben”, schrijft Moleschott in een voorwoord voor een opmerkelijk boek. Het is de 'Antisemiten-Hammer', een literaire bloemlezing uit de wereldliteratuur van Josef Schrattenholz (1847-1909). Deze muziekkenner en publicist, zelf katholiek, is ongerust over het oprukkende antisemitisme in delen van Europa. In zijn 'Antisemiten-Hammer'uit 1892 nemen een groot aantal gezaghebbende intellectuelen uit heel Europa het op voor de Joden. Moleschott schrijft het voorwoord.
Portret van Moleschott. Bekijk in beeldbank Bibliothèques d'Université Paris Cité.
Roemrijk Bosschenaar
In de zomer van 1935 viert ’s-Hertogenbosch zijn 750-jarig bestaan. Het katholieke dagblad De Tijd neemt de gelegenheid te baat om te pleiten voor een eerbetoon aan “Groote Bosschenaars”. De redacteur noemt Theodoor van Tulden, Antoon Derkinderen én Jacob Moleschott. “Moleschott was, hoewel tegenstander in philosofisch denken, een innig mensch, een man met een groot hart, een wetenschappelijk genie. Na zijn overlijden werd hij in Rome overladen met roem”, eindigt de redacteur zijn pleidooi. Tijd voor erkenning in zijn geboortestad.
De Deurnese arts en schilder Hendrik Wiegersma pleit in de liberaal-getinte Noordbrabantsche en ’s-Hertogenbossche Courant voor erkenning van “deze wereldvermaarde geneeskundige en wijsgeer, een ontdekker op het gebied van de biologie en physiologie’.
Moleschott mocht dan ‘Italiaan’ zijn, ‘er is in den vreemde geen dag voorbijgaan zonder een nostalgisch verlangen naar zijn geboortegrond, naar den Deuterenschedijk waar hij eens genoot van de waterviolieren”. Deze “roemrijke Bosschenaar” verdient erkenning, aldus Wiegersma. Maar de erkenning komt niet. Moleschott is lange tijd een ‘vergeten Bosschenaar’.
Dit verhaal is geschreven door Frans van Gaal.