Onderzoek aan de Dode Nieuwstraat
In het gebied tussen de Pensmarkt en de Snellestraat bevond zich tussen 1228 en 1629 het Minderbroedersklooster. In 2008 werd hier archeologisch en bouwhistorisch onderzoek gedaan.
Historie
Dit oudste Franciscanerklooster in Nederland werd gesticht op een terrein dat eigendom was van de Hertog van Brabant. Het was niet alleen het oudste maar ook één van de belangrijkste kloosters van de stad en het enige dat binnen de eerste ommuring was gelegen. De gebouwen vormden een complex geheel dat ingeklemd was tussen de huizen aan de Pensmarkt, de Minderbroedersstraat en de Binnendieze.
Detail van de kaart van Jacob van Deventer met de omgeving van de Markt in 1545
De bebouwing
Over de bebouwing was tot voor enkele jaren weinig bekend aangezien het klooster na 1629 grotendeels was gesloopt en opgedeeld in kleine percelen met woonhuizen. Sinds 1985 kon in diverse opgravingen en door bouwhistorisch onderzoek een groot deel van de kloostergebouwen tussen de Dode Nieuwstraat en de Snellestraat worden onderzocht. Hierdoor weten we vrij veel over ongeveer de helft van het kloostercomplex.
Het belangrijkste gebouw van het klooster was de enorme kerk die met haar lange zijde grensde aan de Minderbroedersstraat.
Op de plattegrond van het Minderbroedersklooster is het terrein aan de Dode Nieuwstraat in kleur aangegeven. Vanwege de belangrijke resten die nog in de ondergrond aanwezig zijn is het terrein van het klooster aangewezen tot archeologisch monument.
Met een lengte van bijna tachtig meter was de kloosterkerk na de Sint Jan de grootste van de stad. Aan de kerk sloot een kloosterhof met kloostergang aan met daaromheen diverse gebouwen. Haaks op de kerk lag langs de kloostergang een vleugel waar onder andere representatieve ruimtes en een kapittelzaal waren gelegen. Haaks daarop, evenwijdig aan de kerk, stond de refter (eetzaal). Na 1629 is over het kloosterterrein heen de Dode Nieuwstraat aangelegd waarbij onder andere de refter doorsneden is. Aan weerszijden van de Dode Nieuwstraat bleven delen van de refter overeind en werden onder meer als gevangenis (“de Geweldiger”) gebruikt.
Plattegrond van het onderzoeksterrein
Het onderzoek
Een klein terrein aan de Dode Nieuwstraat was één van de weinige stukken die nog voor onderzoek in aanmerking kwamen. Omdat de eigenaar van de winkel aan de Pensmarkt dit terrein wilde bebouwen was onderzoek noodzakelijk. Uitgangspunt daarbij was dat zoveel mogelijk resten moesten blijven zitten en alleen de bovenste meter mocht worden onderzocht. De rest zal dus voor toekomstige generaties onderzoekers bewaard blijven. Voor de uitvoering van het onderzoek is door de eigenaar een particulier opgravingsbureau, ADC-archeoprojecten, ingeschakeld.
Het kleine onderzoeksterreintje aan de Dode Nieuwstraat ligt op een sleutelpositie voor onze kennis van de ontwikkeling van het klooster aangezien het op de grens ligt van de kloostergebouwen en een groot huis aan de Pensmarkt dat voorheen de Hertog van Brabant toebehoorde. Op het terrein stond tot voor kort een klein 19de-eeuws gebouwtje met een veel oudere zijmuur. Deze zijmuur vormde de buitenmuur van de reftervleugel en zal in de nieuwbouw behouden blijven.
Zijmuur, buitenmuur van de reftervleugel
De fundering en de kelder
Tijdens het onderzoek werd vastgesteld dat zich vrij kort onder het maaiveld muren bevonden die behoren bij de oudste fase van het Minderbroedersklooster, vermoedelijk uit het derde kwart van de 13de eeuw. Het gaat om een ongeveer vierkant gebouw waarvan de vloer iets meer dan een meter onder het huidige maaiveld lag. De zijmuren waren zorgvuldig gemetseld met grote bakstenen van 26-28 cm lang. In de muur waren op regelmatige afstanden grote nissen aanwezig die dienden om kaarsen in te zetten.
Dat dit vertrek bij het klooster hoorde en niet bij een gebouw aan de Pensmarkt blijkt uit een doorgang die toegang gaf tot een gebouw dat stond ter plaatse van de latere refter. Van deze refter zijn eveneens de funderingen terug gevonden die aansloten bij het stuk muur dat nog overeind staat. Het gebouw is in de 17de eeuw voorzien van een kelder met kruisgewelven waarvan nog restanten aanwezig waren. Het is nog niet duidelijk of deze kelder is aangebracht toen het klooster nog functioneerde of na de aanleg van de Dode Nieuwstraat. Aansluitend op de refter bleek zich een uitbouw te bevinden voorzien van steunberen die we mogelijk kunnen interpreteren als kapel. Helaas zaten deze resten zo diep dat ze niet verder onderzocht konden worden.
De nog overeind staande zijmuur van de refter is bouwhistorisch onderzocht. Een groot deel ervan blijkt nog uit het begin van de 14de eeuw te stammen. Hierin zijn twee enorme vensters teruggevonden, waarvan de zijkanten een zeer rijke baksteenprofilering vertonen. Aan de binnenzijde is een deel van een oorspronkelijke muurkast bewaard. Ook is de doorgang naar de door de archeologen aangetroffen kapel vastgelegd. Deze doorgang werd al in de kloostertijd verkleind of dichtgemetseld en op de vulling werd een muurschildering aangebracht, waarvan nog een klein fragment bewaard is gebleven. Een klein stukje informatie van de enorme legpuzzel die het Minderbroedersklooster heet.
Het onderzoek is kort voor Kerstmis 2008 afgerond en de resultaten zijn nog zeer voorlopig. Uiteindelijk zullen de resultaten samen met de resultaten van eerder onderzoek worden verwerkt in een uitgebreid verhaal over het Minderbroedersklooster.
Uitsnede van twee kaarsnissen in de zijmuur