Peter Hilhorst over Station 's-Hertogenbosch
Oerlelijk, behalve met carnaval
Peters werkdag kan om 09.38 uur beginnen of om 06.07 uur. En die tijden zijn heilig. Maakt niet uit hoe vroeg zijn dienst start: machinist Peter Hilhorst (1967) is nog geen dag van zijn leven te laat geweest. Het is beroepseer. Want werken voor de NS is werken op de minuut precies. “Als ik heel eerlijk ben, vind ik het station van Den Bosch oerlelijk.”
Peter Hilhorst gefotografeerd door Pippilotta Yerna
Ruim tien jaar geleden zat Peter werkloos thuis. Na jarenlang hard werken in leidinggevende functies wilde hij wat anders. Peter had idiote jaren gedraaid - aan uren tellen deed hij niet. Na het eten dook hij vaak nog achter zijn computer, omdat het werk als manager nu eenmaal nooit klaar was. In de zoektocht naar iets anders kwam hij per toeval de vacature voor machinist tegen. Standplaats: ’s-Hertogenbosch.
Dodeman
“Als kind wilde ik altijd al machinist worden. Die vacature was een kans om die droom waar te maken. Ik werd aangenomen en mocht de opleiding gaan doen. Die eerste treinrit vergeet ik nooit meer. Ik reed mee met een ervaren collega, vanuit Den Bosch naar Alkmaar. Toen we aankwamen, zei de machinist: ‘Ga maar zitten. Jij rijdt terug.’ Al na 150 meter stond de trein met een schok stil. Ik was de dodeman vergeten; een pedaal waar je als machinist iedere minuut je voet even af moet halen. Doe je dat niet, dan stopt de trein automatisch. Een veiligheidsprocedure. Als je zo’n abrupte stop één keer meemaakt, doe je het daarna nooit meer verkeerd.”
Toen Peter begon was hij de 63e machinist bij NS, inmiddels staat de teller op meer dan 100. Lang niet iedere standplaats is zo interessant als ’s-Hertogenbosch. “Ik ben trots dat dit mijn standplaats is. Het is een middelgroot station en ligt op een knooppunt van twee spoorlijnen. Dat betekent dat je bij vertrek vier richtingen op kunt. Dat maakt dat je echt afwisseling hebt in je werk. Ben je bijvoorbeeld machinist in Vlissingen, dan rijd je altijd elke dag een uur heen en een uur terug op hetzelfde traject. Pas vanaf Roosendaal kun je een andere kant op. De routes vanaf Den Bosch zijn veel gevarieerder.”
Station 's-Hertogenbosch. Lees meer over de geschiedenis van het station.
Oerlelijk
Dat gezegd hebbende: niet álles is mooi aan ’s-Hertogenbosch. Het station bijvoorbeeld. Moet je het met Peter niet te lang over hebben, want dat uiterlijk staat in schril contrast met de schoonheid van het werk. “Als ik heel eerlijk ben, vind ik het oerlelijk. De NS heeft een periode gekend waarin de heersende gedachte was dat stations ook functioneel moesten zijn. Stations werden in die tijd gebouwd als kantoorpanden, waar ook treinen vertrokken. Den Bosch is een reliek uit die tijd. Goddank denken we nu anders. Helaas hebben wij nog steeds zo’n veredeld kantoorpand.”
Voordat de Paleisbrug er was, werd het station vooral gebruikt als doorgang. Een stadsoversteek. Peter zag ze ook lopen, die duizenden mensen die van de ene naar de andere kant van de stad gingen. “Iedereen liep over die afschuwelijke grijze passerelle die absoluut niet bij de mooie monumentale kappen past. Want die hebben we nog wel hè: prachtige kappen zijn het. Maar verder is dit natuurlijk geen mooie poort naar de stad. De meeste voetgangers vinden dat ook denk ik, want die gebruiken nu de Paleisbrug.”
“ Als ik na drie weken vakantie de eerste trein weer mag rijden, vind ik dat heerlijk. Ik heb de mooiste baan van de wereld.” ”
Peter Hilhorst
Het is overigens niet zo dat hij zich hier dagelijks over opwindt. Want ook voor Peter is het station slechts een onderdeel van zijn route naar het werk. Zijn kantoor is namelijk niet het station zelf, maar bevindt zich in de cabine van de trein. “Ik heb echt het mooiste kantoor van Nederland. Ik zie alles. Ik zie de ooievaars die broeden op de bovenleidingportalen. Ik zie het wild dat over de viaducten loopt, de jagende buizerds en de haviken. Maar ik kan ook precies bijhouden hoe grote bouwprojecten verlopen. Ik heb de Spoorzone zien groeien en het Paleiskwartier zien ontstaan.”
Hofstationchef
De nuchtere machinist geeft het zonder schroom toe: eens per jaar zitten de tranen niet ver weg. Peter is namelijk sinds kort Hofstationschef van Oeteldonk Centraol. De baas dus van het station. “Met Carnaval is het hier prachtig. De tradities en symboliek geven de plek dan iets magisch. Ik ben het hele jaar Hofstationschef, maar treed in functie op 11/11. Een week voor de intocht komt de Peer inspectie doen. Dan schroeft ‘ie de plaat van de stapsteen af, waar de Prins op Carnavalszondag zijn eerste stap op Oeteldonkse bodem zet. Het is een hele ceremonie waar ik toezicht op moet houden.”
Peter met zijn uniform van de NS. Gefotografeerd door Pippilotta Yerna.
En hoewel het allemaal natuurlijk maar een spelletje is, werkt het alleen als je allemaal serieus je rol speelt. Dat doet Peter dus ook. Hij is trots op de bijbehorende oorkonde en is zuinig op zijn tenue. “Door corona heb ik het nog maar één keer meegemaakt. Als ik eraan denk, krijg ik weer kippenvel: de duizenden mensen, het zingen en het langzaam afdalen van de roltrap. Ik zie mezelf lopen, achter de Prins en de Peer, en hoor het koper van De Kikvorschen. Als onderdeel van de hofhouding word ik overal herkend. Ik voel me echt vereerd dat ik dit mag doen.”
Voor Peter is het duidelijk: hij wil nooit meer terug naar die overvolle weken achter de computer. “Als ik nu de laatste treindeur dichtdoe, ben ik klaar en is mijn hoofd leeg. En als ik na drie weken vakantie de eerste trein weer mag rijden, vind ik dat heerlijk. Ik heb de mooiste baan van de wereld.”
Geschreven door Mijke Pol en Rob van Oijen