Erwin de Wit over zijn stadsbrouwerij in het sheddakencomplex
Erwin is de man achter de Jongens
Dat zaagtand dak, dat had Erwin de Wit (1958) nog nooit eerder gezien. Het voormalig pand van Interpharm ademde bovendien aan alle kanten een rijke historie. Eigenlijk vond hij zichzelf al te oud om iets nieuws te beginnen, maar omdat niemand anders de mogelijkheden zag, vond hij dat zij het maar moesten gaan doen. Het resultaat: de Bossche stadsbrouwerij Jongens van De Wit. Erwin: “Onze oude gasten van vijfentwintig jaar geleden hadden ons gemist. Ik zie ze nu weer terug in onze zaak.”
Erwin de Wit gefotografeerd door Pippilotta Yerna
In Jongens van De Wit moet je kunnen zitten. Het is immers een café, geen kroeg. De laatste is om - staand aan de bar of zittend op een barkruk - door te zakken. “Bij mij praten de gasten en drinken ze wat.” En bij een zelfgebrouwen Gerrit de Struikrover, Boze Griet of Tripel H4 kun je bij Erwin ook nog eens goed eten. Bourgondisch én biologisch.
Bijna vijf jaar geleden openden Erwin en zijn vrouw Aafje deze Bossche stadsbrouwerij in het Paleiskwartier. Het pand waar ze nu zitten, stond al maanden leeg. “De versmarkt Van Heinde was al weer omgetoverd tot een reguliere supermarkt. Ik had een bidbook gemaakt voor de eigenaren van het gebouw met al mijn plannen voor een stadscafé en -brouwerij. Ik wilde een no-nonsense zaak: lange tafels, echte stenen.” Het duurde even, maar uiteindelijk kwamen ze tot een overeenstemming.
Brouwen
Hij en zijn vrouw zouden onder andere de verkoop, inkoop, marketing en administratie gaan doen, voor de bediening, de keuken en de brouwerij huurden ze personeel in. Erwin werkte op dat moment immers nog een aantal dagen in de week voor Grolsch. “Maar ik kwam er al snel achter dat ik een slechte personeelsmanager was. Ik ergerde me groen en geel als keer op keer de klassieke horecafouten werden gemaakt. Gasten werden niet welkom geheten; bekenden kregen soms een voorkeursbehandeling.” Enige tijd later waren hij en Aafje zelf regelmatig in het stadscafé te vinden.
Jongens van De Wit telt nu tussen de vijftien en vijfentwintig bieren van de tap. En mocht je dan nog geen keus hebben kunnen maken: ze bieden ook honderd bieren op de fles aan. “Normaal zijn er vijf tot zeven van de tap door onszelf gebrouwen. Een dag in de week zijn daar op de eerste etage een zelfstandig brouwmeester en een brouwer in opleiding druk mee.”
Erwin is zelf geen brouwer, maar is - geschoold als werktuigbouwkundige - ook geen leek. Toen hij de MTS had afgerond, wilde hij aan een vervolgopleiding beginnen. Maar hij verloor al zijn vingers. De machine spaarde alleen zijn duimen. Daar is vandaag de dag gelukkig niets meer van te zien, want ze zijn alle acht weer op hun plek teruggezet. De HTS kon hij alleen helaas vergeten.
Het sheddakencomplex in het Paleiskwartier. Lees meer over de geschiedenis van dit industrieel erfgoed.
Karrenstraat
Het ongeluk betekende de start van zijn carrière in de horeca. Een loopbaan die begon bij de afwasteil van een Boxtelse bistro. Erwin werkte zich op tot rechterhand van de uitbater. In 1983 zag hij - 25 jaar oud - samen met zijn vrouw Aafje - 21 jaar oud - een mooie kans in de Karrenstraat. “Mijn ouders vonden het maar niks”, vertelt Erwin. “De straat kwam vaak negatief in het nieuws. Met Carlton, de Galaxy en de Zero.”
En tussen al die nachtzaken en kroegen zat een sociëteit voor Bosch dialect en folklore. Een ontmoetingsplaats voor Bosschenaren, gevestigd in een café. Erwin en Aafje zouden de zaak gaan runnen. “Maar na een paar maanden was ik er helemaal klaar mee. Net zoals bij het voetbal stonden er talloze coaches aan de zijlijn die wisten hoe het beter moest.”
Daar kwam zijn inmiddels brede kennis over bier goed van pas. “Zelf had ik het al vrij snel gehad met pils. Dat ging alleen maar over zoveel mogelijk drinken. Ik ging andere soorten bier ontdekken - Duvel, Hoegaarden Wit, Trappistenbier - en wilde kijken waar het gebrouwen werd.”
Uitsmijter
Erwin installeerde in zijn café Anders vijf verschillende taps met speciaalbier en voegde daar een assortiment van vijftig soorten op de fles aan toe. “Dat was heel veel voor die tijd, echt ongelofelijk bijzonder. En het sloeg ook aan. Al moesten mijn gasten wel wennen aan het hogere alcoholprommilage. Na een avondje Skol Bockbier (6,5%) gingen ze flink aangeschoten naar huis.”
“ We hebben laten zien dat de stadsbrouwerij een waardevolle toevoeging is aan het Paleiskwartier. ”
Erwin de Wit
Een uitsmijter had hij niet nodig. Dat deed hij zelf wel. “Als ik kwaad ben, dan krijg ik iedereen er wel uit. De vaste gasten kenden mij: die zetten dan de deur alvast open. Slechts één keer heb ik de politie moeten bellen. Twee militairen kwamen flink aangeschoten aan de bar. Ze konden koffie krijgen, of limonade, maar geen bier.” Dreigend liepen de mannen vervolgens langs alle tafeltjes, en een voor een kwamen de gasten afrekenen. “Ik voelde dat als ik die twee er zelf uit had gezet, dat ik dan in de problemen zou komen. Hoewel de een uiteindelijk afdroop, moest de ander in bedwang worden gehouden door vijf agenten.”
Na bijna tien jaar uitbaten, diende een koper zich spontaan aan. Ruud Bruins - later de eigenaar van Plein 79 - nam de zaak over. Café Anders werd café Hatsjeikiedee.
Dit is voor Erwin tekenend voor zijn werk in de stadsbrouwerij.
Gefotografeerd door Pippilotta Yerna.
Linksaf, rechtsaf
En Erwin, die nam een sabbatical. Om al vrij snel tot de conclusie te komen dat dat stilzitten niets voor hem was. “Grolsch haalde me over om naar Enschede te komen. Ze zochten een vertegenwoordiger voor Midden-Brabant, met ervaring in de horeca.” Erwin bleek de ideale man voor de brouwerij uit het oosten.
De vijfentwintig jaar die volgden, werkte Erwin onder een baas. Hij bezocht kantines, kroegen, cafés, restaurants, hotels en sportverenigingen om het bier aan te slijten. Woonde zelfs even in Curaçao voor zijn werk als exportmanager Midden-Amerika. “Maar al met al paste deze rol mij minder. Bij elke nieuwe directeur moesten we dan weer linksaf, en dan weer rechtsaf. En iedereen volgde de ingeslagen weg. Ik had daar wat vaker kritische vragen over.”
De laatste vijf jaar van zijn werkzame bestaan ging hij wijden aan de Jongens van De Wit. Inderdaad, vijf jaar, want Aafje en Erwin willen de stadsbrouwerij verkopen. “We hebben laten zien dat de stadsbrouwerij een waardevolle toevoeging is aan het Paleiskwartier. Nu gaan we ‘camperen’, Europa bekijken. De laatste dag bij Jongens van De Wit zullen we vast emotioneel worden, maar we kijken altijd terug met een glimlach.”
Geschreven door Mijke Pol en Rob van Oijen